Werk, inkomen en bestaanszekerheid
Waar werk weer waardigheid wordt

Samenvatting
Werk is meer dan inkomen; het is de zuurstof van een vrije samenleving. In werk ontwikkelen we vakmanschap en karakter, bouwen we gemeenschappen en geven we zin aan ons bestaan. Toch is die vrijheid verdrongen door bureaucratie, loonafhankelijkheid en financiële macht. Mensen werken hard, maar zien hun koopkracht dalen en hun zekerheden verdampen. Terwijl de winsten van multinationals en vermogensbeheerders groeien, raken werkenden klem tussen hoge lasten, tijdelijke contracten en een pensioen dat tot beleggingsproduct is verworden.
Hart voor Vrijheid wil dat keren. De economie moet weer mensen dienen, niet markten. Dat betekent lagere lasten op arbeid, meer zeggenschap over werk en eigendom en een stevige bodem onder elk bestaan. Het ingewikkelde stelsel van toeslagen maakt plaats voor een grondwettelijk basisinkomen, uitgekeerd via een decentrale burgerrekening die in handen is van burgers zelf.
Ook het pensioenstelsel moet worden bevrijd uit de greep van de financiële sector. Het systeem van individuele potjes heeft de solidariteit opgebroken en de poort geopend voor investeringsmaatschappijen als BlackRock en Vanguard, die miljarden aan Nederlands pensioengeld beheren. Waar pensioen ooit een gedeelde belofte was, is het nu een roulette van rendementen. Hart voor Vrijheid draait dat terug: pensioenen worden weer collectief, transparant en coöperatief eigendom van de deelnemers zelf. De fondsen investeren niet langer in financiële speculatie maar in woningen, zorg, onderwijs en de reële economie.
Zo ontstaat een nieuwe orde waarin werk weer betekenis heeft, inkomen zekerheid biedt en vermogen dienstbaar wordt aan het algemeen belang. Vrijheid, gelijkheid en broederschap vormen daarbij het kompas: vrijheid in werk, zekerheid in inkomen en solidariteit in de oude dag.
Vrijheid en eigenaarschap in arbeid: Verminder de belasting op werk en verschuif heffingen naar vervuiling, verspilling en monopoliewinsten. Maak zelfstandig ondernemerschap en kleinschalige samenwerking aantrekkelijker, ook binnen de publieke sector. Geef werkenden weer zeggenschap over hun beroep en hun tijd, en waardeer vakmanschap, zorg en kunst naar maatschappelijke betekenis. Zo wordt werk weer een vorm van zelfbeschikking, geen administratieve verplichting.
Zekerheid door een grondwettelijk basisinkomen: Voer een negatieve inkomstenbelasting (NIB) in die ieder mens een gegarandeerd bestaansminimum geeft; eenvoudig, transparant en zonder formulieren. De uitbetaling verloopt via een decentrale burgerrekening, los van banken en politieke willekeur, met automatische indexering aan de reële kosten van levensonderhoud. Deze vaste bodem maakt armoede en toeslagen overbodig, en geeft ruimte voor ondernemerschap, scholing en mantelzorg zonder angst voor verlies van inkomen.
Solidariteit in een coöperatief pensioenstelsel: Draai het nieuwe pensioenstelsel met individuele potjes terug en herstel de collectieve zekerheid. Pensioenfondsen worden coöperatief eigendom van de deelnemers zelf, met democratische zeggenschap en transparant beheer. Beleggingen in risicovolle financiële producten worden afgebouwd; het vermogen wordt ingezet voor maatschappelijke doelen, woningbouw, zorg en innovatie. Zo keert het pensioen terug naar zijn ware bedoeling: een waardige oude dag, gedragen door solidariteit in plaats van speculatie.
Inleiding
Werk is meer dan brood op de plank; het is een bron van betekenis, eigenwaarde en ontmoeting. In werk scherpen we vakmanschap en karakter, delen we kennis met collega’s en ademen we sociale zuurstof. Een vrije samenleving telt daarom niet alleen banen, maar maakt ruimte voor passend, zinnig werk; werk dat recht doet aan ieders gezondheid, talenten en ambities, en niet vastloopt in formulieren en tussenlagen.
Lang voordat spreadsheets de norm werden, wees Karl Marx op het risico dat mensen vervreemd raken wanneer ze hun tijd “per uur” verkopen zonder zeggenschap over het resultaat. De feodale afhankelijkheid verdween, maar er kwam loonafhankelijkheid voor terug: eigenaarschap verschoof van makers naar markten6, 9. De moderne zelfstandige weet die vervreemding soms te doorbreken, dichter op het product, dichter op de klant, maar botst weer op schommelende opdrachten, tussenpersonen en een publieke sector die vooral loondienst financiert.
Nederland pronkt met lage werkloosheid, maar ziet minder graag de onderstroom: deeltijd die óók een vorm van verborgen onvrijheid kan zijn, zelfstandigen zonder opdrachten, en een bemiddelingsindustrie die te vaak verdient aan de afstand tussen vraag en aanbod. Ondertussen is arbeid zwaar belast; juist aan de onderkant bijt de belastingwig in de werkprikkel8. Zo ontstaat een paradox: werkgevers zoeken mensen, mensen zoeken werk, en toch stokt de matching.
Hart voor Vrijheid zet daarom vier bewegingen in gang. Eén: verklein de kloof tussen loonkosten en nettoloon door lasten op arbeid te verlagen en verschuiven naar vervuiling, verspilling, monopolierentes en renteniersinkomens. Twee: organiseer werk vaker als opdracht of project, ook in de publieke sector, zodat zelfstandigen en kleine teams toegang krijgen tot betekenisvolle taken. Drie: herstel eigenaarschap in arbeid en onderwijs: waardeer vakwerk eerlijker en maak scholing laagdrempelig en doorlopend. Vier: zorg voor een onvoorwaardelijk basisinkomen (zie de volgende paragraaf ‘Bestaanszekerheid’), dat de bodem onder elk inkomen legt, armoedevallen wegneemt en ruimte schept voor zinnig werk, ondernemerschap en scholing.
Deze hervormingen sluiten aan bij het principe van de sociale driegeleding, waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap de drie pijlers vormen van een gezonde samenleving. Vrijheid in werk en vorming, gelijkheid in rechten en bestaanszekerheid, en broederschap in de economische samenwerking. In die geest ziet Hart voor Vrijheid arbeid niet als louter productiemiddel, maar als menselijke activiteit die tot ontplooiing en gemeenschapszin leidt. De organisatie van werk, inkomen en eigendom moet deze drie krachten in balans brengen, zodat niemand nog afhankelijk is van willekeur, maar ieder mens kan bijdragen vanuit vrijheid en verantwoordelijkheid16.
Zolang er nog géén basisinkomen is, verhogen we de belastingvrije voet om werken aan de onderkant direct lonender te maken. Met de invoering van het basisinkomen vervalt die vrijstelling (naar ~0): de inkomensbodem loopt dan volledig via het basisinkomen en niet meer via het belastingstelsel; dat is eenvoudiger en voorkomt dubbele bodems. Daarnaast geldt: werknemers betalen in principe zélf hun belasting, maar wél met automatische maandelijkse afdracht als standaard (een eenvoudige tax-wallet, opt-out mogelijk). Werkgevers rapporteren lonen realtime; zo behouden we transparantie en eigenaarschap zonder mensen in betalingsproblemen te duwen.
Vanuit een marxistisch perspectief betekent vrijheid in de economie allereerst het minimaliseren van uitbuiting: het verkleinen van de dwang om je arbeidskracht tegen elk bod te verkopen en het terugdringen van de structurele toe-eigening van meerwaarde door kapitaal. Dit hoofdstuk kiest daarom voor instituties die die dwang verminderen en zeggenschap vergroten. Een onvoorwaardelijk basisinkomen in de vorm van negatieve inkomstenbelasting (NIB) geeft mensen een reële exit-optie en tilt de onderhandelingsmacht van werkenden op. De decentrale, privacy-vriendelijke burgerrekening voorkomt bestuurlijke chantage en waarborgt zelfstandigheid. In de sfeer van werk en inkomen versterken we eigenaarschap en medezeggenschap, bestrijden we monopolie- en datarenten, en verleggen we lasten van arbeid naar vervuiling en renteniersinkomens. Zo temperen we de uitbuitingslogica zonder creativiteit en ondernemerschap te smoren; vrijheid, waardigheid en bestaanszekerheid gaan hier samen.
Bestaanszekerheid – op naar een vorm van basisinkomen
Een samenleving die de bestaanszekerheid van haar burgers niet waarborgt, verliest haar morele en democratische fundament. Zekerheid over een inkomen en toegang tot basisbehoeften is geen gunst, maar een voorwaarde voor vrijheid en waardigheid. Pas wanneer de angst om in armoede te vervallen weggenomen is, ontstaat er werkelijk ruimte voor zelfstandigheid, creativiteit en maatschappelijke betrokkenheid. De huidige Nederlandse verzorgingsstaat, met haar wirwar aan toeslagen, uitzonderingen en afhankelijkheden, heeft deze belofte echter uitgehold. In plaats van zekerheid bracht zij bureaucratie, wantrouwen en willekeur. De Toeslagenaffaire staat symbool voor een systeem waarin burgers niet meer worden beschermd, maar vermalen door de logica van de overheid.
Het debat over een basisinkomen is daarom niet zomaar een technische kwestie, maar raakt aan de kern van de sociale belofte van onze samenleving. Drie modellen worden vaak genoemd: het universeel basisinkomen, de negatieve inkomstenbelasting en het basisvoorzieningenmodel. Elk van deze modellen heeft zijn eigen logica, zijn eigen kracht en ook zijn eigen risico’s.
Het universeel basisinkomen (OBI) is de meest radicale en zuivere vorm: iedereen ontvangt onvoorwaardelijk hetzelfde bedrag, ongeacht inkomen of vermogen. Het idee is elegant in eenvoud en belofte: er zijn geen formulieren, geen loketten, geen controles. Iedere burger weet dat er elke maand een zeker bedrag op zijn rekening staat. Maar deze radicale eenvoud stuit op de harde realiteit van de financiering. Een leefbaar OBI vergt honderden miljarden per jaar, een bedrag dat de samenleving slechts zou kunnen opbrengen door massale belastingverhogingen of door het afschaffen van vrijwel alle andere sociale voorzieningen. Daarmee dreigt het paradoxaal genoeg de bestaanszekerheid juist te verzwakken. Bovendien worden ook miljonairs en multinationals bediend, wat de rechtvaardigheid en efficiëntie van het stelsel ondergraaft1.
De negatieve inkomstenbelasting (NIB) daarentegen is minder absoluut, maar juist daardoor meer rationeel en betaalbaar. In dit model garandeert de staat een minimuminkomen. Wie onder dit minimum verdient, krijgt het verschil bijgestort. Wie erboven verdient, betaalt belasting volgens een eenvoudige vlakke heffing. Het systeem is vloeiend, kent geen harde grenzen en voorkomt armoedevallen. Het is bovendien veel goedkoper dan een OBI, omdat er geen rondpompen van miljarden nodig is naar groepen die het niet nodig hebben. Critici vrezen dat de NIB de burger afhankelijk maakt van de Belastingdienst en dus vatbaar blijft voor bureaucratische willekeur, maar juist dat probleem kan worden opgelost door de uitvoering radicaal anders te organiseren2.
Het derde model, het basisvoorzieningenstelsel, verwerpt de focus op geld en stelt dat de staat in plaats daarvan directe toegang tot levensbehoeften moet garanderen: gratis of zeer goedkope zorg, onderwijs, openbaar vervoer en eventueel huisvesting. Deze benadering is aantrekkelijk omdat zij bestaanszekerheid concreet maakt: niemand valt door de bodem. Maar de keerzijde is dat burgers juist minder vrijheid behouden, omdat de staat bepaalt wat “basis” is en hoe dat eruitziet. Daarmee schuilt in dit model een paternalistische logica die niet past bij een samenleving die vrijheid en zelfbeschikking centraal stelt3.
Vanuit het perspectief van Hart voor Vrijheid is de NIB de meest rationele en rechtvaardige weg. Maar dan wél op een manier die werkelijk onafhankelijk, onvoorwaardelijk en immuun voor politieke willekeur is. Wij pleiten daarom voor een grondwettelijk verankerde negatieve inkomstenbelasting die niet door de Belastingdienst of een ministerie wordt uitgevoerd, maar door een coöperatief burgerfonds. Dit fonds is geen verlengstuk van de staat, maar een onafhankelijk orgaan, gebaseerd op decentrale blockchaintechnologie. Iedere burger ontvangt maandelijks automatisch zijn recht op een gegarandeerd minimum op een persoonlijke burgerrekening.
Zo’n burgerrekening is noch een Central Bank Digital Currency (CBDC) noch een gewone bankrekening. Waar een CBDC centraal wordt beheerd, tot in detail traceerbaar is en programmeerbaar kan worden gemaakt voor politieke of gedragsvoorwaarden, is de burgerrekening in ons model juist een vrijheidsinstrument: decentraal georganiseerd, met open en verifieerbare rekenregels, privacy-by-design en grondwettelijke waarborgen tegen bestedingsrestricties. Tegelijk verschilt zij fundamenteel van een reguliere betaalrekening bij een commerciële bank: een banksaldo is juridisch een vordering op de bank en dus afhankelijk van de soliditeit van dat bedrijf (met slechts een beperkte depositogarantie en de mogelijkheid van bevriezing, opzegging of doorverkoop van transactiegegevens). Het saldo op de burgerrekening daarentegen is afgescheiden vermogen binnen een publiek-coöperatief fonds, georganiseerd naar het principe van associatieve samenwerking: burgers, coöperaties en instellingen beheren gezamenlijk de middelen in plaats van een centrale autoriteit. Het vermogen is insolventie-proof, niet inzetbaar voor fractionele kredietcreatie en niet voor commerciële dataprofilering; alleen met een rechterlijk bevel bij bewezen fraude kan worden ingegrepen, nooit om politieke redenen. Burgers kunnen hun toegang sleutels zelf beheren of laten beheren door een gecertificeerde coöperatie, met volledige overdraagbaarheid. Uitbetalingen vinden automatisch en onvoorwaardelijk plaats; het geld kan vrij worden besteed, digitaal of contant opgenomen. Contant geld blijft een grondrecht, juist om te waarborgen dat niemand door digitale infrastructuur of beleidsmode klemgezet kan worden.
Het voordeel van een decentrale, blockchain-gebaseerde infrastructuur is dat het recht op bestaanszekerheid wordt geautomatiseerd, waardoor willekeur en corruptie nauwelijks ruimte krijgen. Maar decentralisatie is op zichzelf geen garantie: ook coöperaties kunnen corrumperen. Daarom is het cruciaal dat er strikte checks & balances zijn ingebouwd. De software is open source en publiek controleerbaar, zodat iedere burger kan nagaan of de uitbetalingen correct verlopen. Correctiemechanismen bestaan uitsluitend om evidente fouten of bugs te herstellen, nooit om politieke voorwaarden toe te voegen. Ingrijpen kan alleen door een onafhankelijk burgerjury-mechanisme, en uitsluitend wanneer sprake is van een technische fout, niet vanwege gedrag of overtuiging van burgers.
In dit model krijgt het economisch leven een eigen organisatievorm, los van partijpolitiek en centrale sturing. Het coöperatieve burgerfonds functioneert als een sociaal-economisch lichaam waarin burgers, producenten en gemeenschappen samenwerken om bestaanszekerheid te waarborgen, een moderne invulling van economische broederschap. De staat waarborgt het recht, maar voert niet uit; de uitvoering berust bij de samenleving zelf.
Zo ontstaat een systeem waarin bestaanszekerheid niet langer een wankel politiek compromis is, maar een grondrecht dat technisch, juridisch en institutioneel is geborgd. Het basisinkomen wordt daarmee niet een instrument van controle, maar juist een fundament van vrijheid. Alleen wanneer burgers niet langer in angst hoeven te leven voor armoede of willekeur, kan er werkelijk ruimte ontstaan voor de eigen kracht van mensen, voor gemeenschapszin en voor een samenleving die bovenal uitgaat van vertrouwen.
Toch dringt zich vaak de vraag op of een gegarandeerd minimuminkomen mensen niet lui maakt. Tegenstanders van een basisinkomen en van de NIB waarschuwen dat de zogenaamde ‘werkprikkel’ verdwijnt. Het huidige stelsel is doordrenkt van deze gedachte: uitkeringen zijn laag om mensen te dwingen te solliciteren, toeslagen worden ingewikkeld gehouden zodat men geen ruimte heeft om buiten de lijntjes te kleuren, en sancties liggen voortdurend op de loer. Maar de werkelijkheid leert iets anders. Wanneer bestaanszekerheid gegarandeerd is, verdwijnen de verlammende angst en stress die nu zoveel energie kosten. Mensen gaan niet minder, maar vaak juist anders en creatiever werken. Zij nemen de vrijheid om een eigen bedrijfje te starten, om mantelzorg te verlenen, om kunst te maken of zich te scholen. In Finland liet het grote experiment met een basisinkomen zien dat deelnemers niet minder werkten, maar juist gelukkiger en ondernemender werden4. Vrijheid leidt dus niet tot passiviteit, maar tot maatschappelijke vitaliteit.
Een ander belangrijk punt is de betaalbaarheid. Vaak wordt het beeld geschetst dat een gegarandeerd minimum onbetaalbaar is, maar die redenering gaat uit van een vergelijking met niets. De juiste vergelijking is met wat ons huidige stelsel van sociale zekerheid, toeslagen en bureaucratie kost. In Nederland besteden we jaarlijks tientallen miljarden aan sociale uitkeringen, toeslagen, belastingvoordelen, uitvoeringskosten en controleapparaten5. Het toeslagenstelsel alleen al kost miljarden, niet alleen door de uitgaven zelf, maar ook door de uitvoeringslasten, de fraudejacht en de sociale schade die het veroorzaakt. Een grondwettelijk verankerde NIB vervangt dit alles door één simpel recht: iedere burger ontvangt een minimuminkomen, zonder loketten, zonder terugvorderingen en zonder armoedevallen. Dat levert niet alleen menselijkheid, maar ook efficiëntie op.
Cruciaal is de vraag naar de juiste hoogte. Te laag, en het garandeert geen bestaanszekerheid; te hoog, en het wordt financieel onevenwichtig. De hoogte moet daarom gekoppeld worden aan de reële kosten van levensonderhoud, zoals huur, voedsel en energie. Wij stellen voor om het bedrag grondwettelijk te koppelen aan een objectieve index, bijvoorbeeld een mandje van basisgoederen en de mediane huurprijzen. Zo is het inkomen automatisch beschermd tegen inflatie en kan het niet via politieke willekeur worden uitgehold. Dit geeft burgers de zekerheid dat hun bestaansminimum altijd meegroeit met de reële kosten van het leven, ongeacht de politieke kleur van de regering.
Tenslotte moet duidelijk zijn dat niemand die nu afhankelijk is van toeslagen erop achteruit zal gaan: het NIB/basisinkomen wordt zo ingericht dat iedere huidige toeslagontvanger minimaal hetzelfde ontvangt en vaak meer, omdat loketten, voorwaarden en terugvorderingen verdwijnen. In plaats van de voortdurende angst dat een kleine fout in een formulier leidt tot duizenden euro’s schuld, krijgt iedere burger de zekerheid van een vast maandelijks bedrag; geen gunst van de overheid, maar een grondrecht, verankerd in de Grondwet en beschermd tegen willekeur. Dit basisinkomen bestaat uit een universele grondslag per volwassene, aangevuld met een automatische wooncomponent op basis van referentiehuur en huishouden, en een gezins-/zorgcomponent; alles onvoorwaardelijk en zonder aanvraag. Daarbovenop geldt een wettelijke niet-lager-dan-nu-garantie: zolang het nieuwe pakket voor een huishouden lager zou uitvallen dan het oude stelsel (loon + toeslagen), wordt het verschil automatisch uitgekeerd. Zo verdwijnen loketten en terugvorderingen, blijft de netto-zekerheid minimaal gelijk, en groeit het bedrag automatisch mee met de objectieve levensonderhoudsindex.
Illustratief rekenvoorbeeld
Om te laten zien hoe een grondwettelijk verankerde NIB in het HvV-model uitpakt, nemen we een eenvoudig, transparant schema. Dit is nadrukkelijk een illustratie, geen raming: het laat de mechaniek en de orde-grootte zien.
Aannames (neutraal en simpel):
- Gegarandeerd minimum (G): €1.200 p/m per volwassene → €14.400 p/j.
- Één vlak belastingtarief op arbeid (t): 35%.
- Netto-formule per persoon: netto inkomen = G + (1 − t) × arbeidsinkomen.
- Breakeven-punt: waar iemands betaalde belasting het gegarandeerde bedrag precies compenseert: arbeidsinkomen = G / t = €14.400 / 0,35 ≈ €41.143 p/j.
Boven dit punt ben je netto-betaler; eronder netto-ontvanger — zonder armoedeval of toeslagencliffs.
- Kindercomponent (2×): €4.800 (bij twee kinderen)
- Zorgcredit: €1.800
- Wooncomponent: out-of-pocket huur (OOP) is maximaal 25% van het besteedbare inkomen vóór wooncomponent; de wooncomponent = huur − OOP (nooit negatief).
Vijf concrete situaties (per volwassene):
- 1 volwassene, 2 kinderen, sociale huur €700 p/m
Geen werkinkomen (€0)
- Basis €14.400 + Kindercomponent €4.800 + Zorgcredit €1.800 + Netto werk €0 + Wooncomponent €3.150 = Totaal cash €24.150 → Netto na huur €15.750/jaar (€1.312,50/mnd).
- Betaalde belasting over arbeid (35%): €0 p/j.
Deelwerk (€10.000)
- Basis €14.400 + Kindercomponent €4.800 + Zorgcredit €1.800 + Netto werk €6.500 + Wooncomponent €1.525 = Totaal cash €29.025 → Netto na huur €20.625/jaar (€1.718,75/mnd).
- Betaalde belasting over arbeid (35%): €3.500 p/j.
Modaal-laag (€30.000)
- Basis €14.400 + Kindercomponent €4.800 + Zorgcredit €1.800 + Netto werk €19.500 + Wooncomponent €0 = Totaal cash €40.500 → Netto na huur €32.100/jaar (€2.675/mnd).
- Betaalde belasting over arbeid (35%): €10.500 p/j.
Breakeven (≈ €41.143)
- Basis €14.400 + Kindercomponent €4.800 + Zorgcredit €1.800 + Netto werk €26.742,95 + Wooncomponent €0 = Totaal cash €47.742,95 → Netto na huur €39.342,95/jaar (≈ €3.278,58/mnd).
- Betaalde belasting over arbeid (35%): ≈ €14.400 p/j.
Hoger inkomen (€80.000)
- Basis €14.400 + Kindercomponent €4.800 + Zorgcredit €1.800 + Netto werk €52.000 + Wooncomponent €0 = Totaal cash €73.000 → Netto na huur €64.600/jaar (€5.383,33/mnd).
- Betaalde belasting over arbeid (35%): €28.000 p/j.
Let op: dit is illustratief. Iedereen krijgt G uitgekeerd, maar hogere inkomens dragen meer af dan G, waardoor het rondpompen beperkt blijft en de last progressief uitpakt via het vaste tarief op een hoger inkomen.
Niemand gaat erop achteruit t.o.v. toeslagen:
In de overgangsfase wordt het NIB-bedrag gekalibreerd op de huidige netto-positie van mensen met toeslagen. Juridisch wordt vastgelegd: als je nu met toeslagen op bedrag X uitkomt, is je NIB-netto minimaal X. Zo verdwijnt de onzekerheid van formulieren en terugvorderingen, maar niet je koopkracht.
Macro-schets (orde-grootte, geen begroting):
- Stel A = 14 miljoen volwassenen → bruto uitgaven = A × G = 14.000.000 × €14.400 = €201,6 mrd.
- Stel belastbare arbeidsbasis E = €500 mrd → opbrengst = t × E = 0,35 × 500 = €175 mrd.
- Netto vóór besparingen: €201,6 − €175 = €26,6 mrd.
- Besparingen: afschaffing toeslagen (uitgaven én uitvoering), bijstand/aanvullingen die opgaan in NIB, minder controle- en bezwaarapparaat. Stel conservatief S = €15–€25 mrd (illustratief, afhankelijk van wat precies wordt vervangen).
- Netto na besparingen: €26,6 − S ≈ €1,6 tot €11,6 mrd.
Met andere parameters (bijv. E = €450 mrd, S = €15 mrd) kom je op €201,6 − 157,5 − 15 = €29,1 mrd. Het politieke ontwerp (hoogte G, tarief t, wat precies vervalt) bepaalt dus het definitieve saldo — niet of het principe werkt.
Indexering zonder politieke willekeur:
Het gegarandeerde minimum wordt grondwettelijk gekoppeld aan een objectieve levensonderhoudsindex (bijv. CPI-basisgoederen + mediane huurcomponent). Elk jaar past het bedrag automatisch aan. Zo kan geen kabinet het NIB stiekem uithollen; aanpassingen lopen via de constitutie en niet via een ministeriële regeling.
Werkprikkel en creativiteit in de praktijk:
De marginale beloning voor extra werk is (1 − t) = 65% in dit voorbeeld: elke verdiende euro levert 65 cent extra netto op, zonder dat toeslagen abrupt verdwijnen. Dat maakt bijverdienen altijd lonend. Daarnaast haalt zekerheid de druk van de ketel: minder stress, meer ruimte voor ondernemerschap, scholing, mantelzorg en kunst. De Finse proef liet precies dit patroon zien: geen daling in arbeidsparticipatie, wel stijging in welzijn en ondernemingszin4. In het HvV-model combineer je dus sterke werkprikkels met angstreductie, waardoor de creativiteit van mensen zichtbaar de ruimte krijgt.
Samengevat: met een NIB van €1.200 p/m en een vlak tarief van 35% ligt het breakeven rond €41k. Niemand die nu van toeslagen leeft verliest inkomen, armoedevallen verdwijnen, en de kostenplaats verschuift van bureaucratie en controle naar een eenvoudig, voorspelbaar grondrecht. De exacte budgettaire uitkomst hangt af van politiek gekozen parameters (G, t, vervangingsomvang), maar de mechaniek is helder en robuust.
Tot slot
Met een grondwettelijke NIB onder de economie verdwijnt de verlammende angst en wordt arbeid weer keuze en trots. De prikkel is schoon en lineair: elk extra uur loont, zonder armoedeval of toeslagencliffs. Dat opent precies de ruimte die nu ontbreekt: ondernemerschap zonder bestaansangst, mantelzorg en vrijwilligerswerk zonder straf, scholing zonder financieel ravijn. Zo verschuift de economie van baanzekerheid uit vrees naar waardecreatie uit vrijheid; precies het snijpunt van klassieke vervreemdingskritiek6,moderne ongelijkheidsanalyse7en empirisch bewijs uit recente basisinkomenstudies4.
Die vrijheid vraagt tegelijk dat we eigen hekken afbreken. Het loonsysteem hoeft de werkende niet te infantiliseren: laat werknemers zélf hun heffing dragen, maar dan wel via een automatisch maandelijks systeem dat standaard “aan” staat en naheffingschokken voorkomt. Publiceer tarieven transparant, snoei in extractieve bemiddeling, betaal zelfstandigen op tijd en eer vak- en handarbeid naar maatschappelijke cruciaalheid. Maak levenslang leren tot norm en recht, niet tot privilege.
Uiteindelijk blijft keuzevrijheid heilig: wie op leeftijd wil doorgaan, moet kunnen; wie na zwaar werk eerder wil stoppen, verdient waardige rust. Vrijheid blijft echt wanneer ze gedragen wordt door zekerheid, eenvoud en rechtvaardige beloning.
Op deze manier krijgt het arbeidsbestel opnieuw een menselijke maat, waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap niet slechts idealen zijn maar werkzame principes. Vrijheid in de keuze van werk, gelijkheid in de waarborg van inkomen, en broederschap in de wederkerigheid tussen arbeid, kapitaal en gemeenschap. Zo sluit het beleid aan bij de sociale driegeleding zoals Rudolf Steiner die een eeuw geleden formuleerde: een economie die niet langer wordt gedreven door angst en afhankelijkheid, maar door samenwerking en bewustzijn16.
Vermogen en macht — een bovengrens aan extreme rijkdom
Zonder welvaart is er geen vrijheid, maar economische vrijheid is niet hetzelfde als de vrijheid om een samenleving te overheersen. Wanneer vermogen zich in steeds minder handen ophoopt, verschuift niet alleen de marktbalans; ook politieke invloed, mediakracht en culturele richting verplaatsen zich naar besloten kamers waar geen democratische tegenspraak meer doordringt. Het resultaat is een uitgeholde middenklasse, een generatie jongeren die op achterstand start en beleid dat te vaak de route volgt van de sterkste lobby in plaats van het algemeen belang. Internationale ongelijkheidsdata laten die concentratie onmiskenbaar zien en tonen hoe het topsegment in de afgelopen decennia een steeds groter deel van het vermogen naar zich toe heeft getrokken10. Wie bestaanszekerheid serieus neemt, moet daarom óók machtszekerheid organiseren: een economische orde waarin niemand zó rijk kan worden dat publieke keuzes feitelijk privébeslissingen worden.
In dat licht is een vermogenstop geen jaloeziepolitiek maar institutionele hygiëne, vergelijkbaar met mededingingsrecht: ondernemend succes belonen we, maar zodanige concentraties dat de vrije samenleving erdoor klemraakt begrenzen we. De uitvoerbaarheid staat of valt met het ontwerp. Geen harde klap met de bijl, maar een zacht plafond: boven een ruime grens, in de orde van honderd miljoen per persoon, geldt een hoge, jaarlijkse afromingsmarge die vermogen geleidelijk terugduwt onder de drempel. Zo voorkomen we brandverkopen en systeemschokken; illiquiditeit vangen we op met gespreide betaling en, waar passend, een pandrecht op toekomstige dividenden of huurstromen. De internationale literatuur over vermogensheffing laat zien dat zo’n aanpak administratief haalbaar is, mits definities, waarderingsregels en handhaving scherp zijn vormgegeven11. Het surplus boven de grens vloeit stapsgewijs terug naar de gemeenschap, bij voorkeur via een publieke burgerkas die het basisinkomen mede financiert.
Het optimale niveau is geen natuurconstante maar een beleidskeuze die we kalibreren op doel en gedrag. Een verstandige bandbreedte volgt uit drie ankers. Een machtsanker dat dominantie onmogelijk maakt zonder normaal ondernemerschap te smoren; ruwweg 50–75 keer de mediane levensloopverdiensten, neerkomend op een orde van €100–150 miljoen per persoon. Een administratief anker dat maakt dat we hooguit enkele honderden personen raken, waardoor toezicht scherp en betaalbaar blijft. En een open-economie-anker: beginnen aan de bovenkant van de band (bijvoorbeeld €150 miljoen), na drie tot vijf jaar evalueren en desgewenst dalen richting €100 miljoen zodra ontwijkelasticiteit en opbrengst in kaart zijn gebracht. Zo koppelen we principiële helderheid aan empirische voorzichtigheid11.
Dat Nederland klein en open is, betekent niet dat een vermogenstop een uitnodiging tot vlucht hoeft te zijn. Het recept is om vermogen aan persoon én assets te koppelen. Bij emigratie rekenen we een exit-heffing op latente winsten en hanteren we een staartheffing voor een afgebakende periode, zoals Europa dat in de ondernemingssfeer al kent via de exit-tax in de anti-ontwijkingsrichtlijn; de woning of het bedrijf kan blijven draaien, de afwikkeling verloopt gespreid en onder zekerheid13. We kijken door juridische hulzen heen naar de uiteindelijke belanghebbende en benutten de bestaande infrastructuur voor automatische internationale gegevensuitwisseling om buitenlands vermogen zichtbaar te maken12. Op in Nederland gelokaliseerde bezittingen heffen we aan de bron, ongeacht woonplaats, en waar mogelijk stemmen we af op EU-/Benelux-niveau zodat arbitrage minder loont. Onderzoek wijst er bovendien op dat de daadwerkelijke migratiebereidheid van de ultra-rijken kleiner is dan het publieke debat soms veronderstelt, zeker wanneer het beleidsontwerp voorspelbaar is en ontwijkroutes daadwerkelijk worden gesloten14.
Belangrijk is dat de grens asset-neutraal is en misbruik via “stenen” of kunst voorkomt. Het plafond ziet op totaal netto-vermogen wereldwijd: liquide middelen en effecten, belangen in (familie)bedrijven, onroerend goed (woningen, beleggingspanden, grond), crypto-activa, kunst en collecties, jachten en vliegtuigen, en intellectueel eigendom; minus schulden. Vastgoed waarderen we periodiek op marktwaarde (met prudente topsegment-correcties) en we trekken hypotheken af, zodat de netto-waarde telt. Waar veel vastgoed en weinig cash samenkomen, voorkomen we dwangverkoop met betalingsspreiding of een voorrecht op huur- en verkoopopbrengsten. Pensioenrechten en kleine gebruiksgoederen laten we buiten scope; voor familiebedrijven borgen we continuïteit met kasstroomvriendelijke afwikkeling zonder de economische waardering zelf vrij te stellen. Zo blijft de maatregel gericht op machtsconcentratie, niet op het verstoren van gezonde bedrijfsvoering15.
In deze geest kiezen we nu voor een zacht plafond van €150 miljoen, indexeren we jaarlijks met inflatie en een prudente vermogensprijsindicator, en leggen we wettelijk vast dat er na drie jaar een evaluatiemoment komt met de optie om neerwaarts bij te stellen naar €100 miljoen. We koppelen de opbrengsten direct aan de publieke burgerkas die het basisinkomen mede financiert, zodat economische vrijheid, bestaanszekerheid en een eerlijke machtsbalans elkaar versterken. In een democratie behoort rijkdom een beloning te zijn, geen machtstitel.
Het nieuwe pensioenstelsel – van zekerheid naar speculatie
Het nieuwe pensioenstelsel dat in 2023 is ingevoerd, wordt verkocht als modernisering, maar in werkelijkheid is het een versluierde liberalisering van ons gezamenlijke oudedagstelsel. Wat decennialang een collectieve belofte van solidariteit was, wordt nu omgezet in miljoenen individuele potjes, ieder afhankelijk van de grillen van de beurs. Daarmee is de zekerheid die generaties Nederlanders is beloofd, ingeruild voor kansberekening, en de solidariteit voor schijnvrijheid.
In het oude systeem legden werkenden samen in één grote pot, waaruit de pensioenen van ouderen werden betaald. Jong en oud droegen elkaar, winsten en verliezen werden gedeeld, en de uitkeringen waren gegarandeerd. Natuurlijk was dat systeem niet perfect; het was log, technocratisch en soms traag; maar het berustte tenminste op een moreel principe: dat een samenleving haar ouderen niet aan de markt uitlevert.
Het nieuwe stelsel keert dit principe om. Iedere deelnemer krijgt nu een “eigen potje”, dat in werkelijkheid geen potje is maar een rekeneenheid in een beleggingsfonds. De waarde schommelt mee met aandelenkoersen en rente, en niemand kan precies uitleggen hoeveel pensioen iemand straks werkelijk krijgt. Er is geen gegarandeerde uitkering meer, alleen een verwachte. De collectieve zekerheid is vervangen door individuele onzekerheid, terwijl de grote pensioenfondsen en vermogensbeheerders wél zeker weten dat hun beheerfee’s jaarlijks binnenstromen.
De stille greep uit de pensioenpot
Nederlandse pensioenfondsen beheren samen ruim 1.600 miljard euro – het grootste pensioenvermogen van Europa. Dat kapitaal is bedoeld als buffer voor onze oude dag, maar vormt in de ogen van de financiële sector een onweerstaanbare goudmijn. Met de overgang naar individuele potjes krijgen internationale investeringsmaatschappijen als BlackRock, Vanguard en State Street steeds meer toegang tot deze miljarden. Zij beheren nu al een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuilles van Nederlandse fondsen en hebben via fiduciair beheer directe invloed op het beleggingsbeleid17.
BlackRock is inmiddels hoofdaannemer van meerdere Nederlandse pensioenfondsen en treedt op als strategisch adviseur voor het nieuwe stelsel18. Ook Vanguard, de op één na grootste vermogensbeheerder ter wereld, biedt pensioenfondsen “maatwerkportefeuilles” die aansluiten op de nieuwe individuele potjes19. Achter deze technocratische taal schuilt een eenvoudige realiteit: de zeggenschap over ons pensioengeld verschuift van de samenleving naar de markt.
Dat betekent niet alleen dat miljarden aan beheerkosten weglekken uit de collectieve pot, maar ook dat ons spaargeld wordt blootgesteld aan mondiale risico’s; van beurscrashes tot geopolitieke spanningen. De zogenoemde “persoonlijke vrijheid” van het nieuwe systeem is in feite een privatisering van risico en verlies, zonder dat deelnemers echte invloed hebben op hoe hun geld wordt belegd. Pensioengerechtigden worden zo speculanten van hun eigen oude dag, terwijl multinationale vermogensbeheerders de winsten incasseren.
Zoals de Franse econoom Thomas Piketty al liet zien, leidt een systeem waarin rendementen structureel hoger zijn dan loonstijgingen tot een toenemende concentratie van rijkdom en macht20. Dat geldt ook hier: de collectieve pensioenpot, ooit een symbool van gedeelde zekerheid, dreigt te verworden tot een nieuwe motor van ongelijkheid.
Een alternatief: het coöperatieve pensioenstelsel
Hart voor Vrijheid pleit daarom voor het terugdraaien van het nieuwe pensioenstelsel en de opbouw van een alternatief dat past binnen de beginselen van sociale driegeleding: vrijheid in persoonlijke keuzes, gelijkheid in rechten en bestaanszekerheid, en broederschap in de economie.
- Collectieve zekerheid, individuele vrijheid: Het uitgangspunt is eenvoudig: niemand mag in armoede sterven na een leven lang werken. Het collectieve karakter van pensioenopbouw wordt hersteld: werkenden dragen gezamenlijk bij aan een gemeenschappelijke kas die uitkeringen garandeert. Tegelijk wordt de starheid van het oude systeem doorbroken: mensen kunnen eerder of later met pensioen gaan, gedeeltelijk doorwerken of hun uitkering tijdelijk aanvullen vanuit persoonlijke reserves. De vrijheid om eigen keuzes te maken blijft, maar binnen een solide, gedeelde basis.
- Coöperatief eigendom: Het nieuwe stelsel van Hart voor Vrijheid stelt dat pensioenfondsen coöperatief eigendom van de deelnemers zelf worden. Geen top-down bestuur, maar directe vertegenwoordiging van de deelnemers via gekozen raden, transparante boekhouding en open toegang tot alle informatie. De fondsen beheren het vermogen zonder winstoogmerk, vergelijkbaar met de oude coöperatieve banken uit de 19e eeuw, maar dan in digitale vorm. Beleggingsbeslissingen worden genomen in lijn met maatschappelijke waarden, niet met de korte termijn van hedgefondsen. Om politieke en commerciële inmenging te voorkomen, worden de pensioenfondsen ondergebracht in een onafhankelijke maatschappelijke pijler, los van de staat en los van de financiële markten. Dat is precies wat Rudolf Steiner bepleitte: een economie die niet door de politiek of het kapitaal wordt gestuurd, maar door associatieve samenwerking tussen producenten, werkenden en consumenten16.
- Zeggenschap en transparantie: Alle deelnemers krijgen digitale inzage in de portefeuille van hun fonds, inclusief stemrecht over de hoofdrichtingen van het beleggingsbeleid. Geen “persoonlijk potje” met schijninvloed, maar echte democratische zeggenschap. Beleggingen in wapens, speculatieve derivaten of fossiele megabedrijven worden uitgefaseerd; geld vloeit naar reële economieën: woningbouw, infrastructuur, duurzame energie, lokale productie. Zo wordt pensioenvermogen opnieuw een publieke krachtbron in plaats van een instrument van de financiële elite.
- Eerlijke verdeling van risico’s: Het collectieve systeem blijft behouden, maar het wordt transparanter: winsten en verliezen worden gedeeld via een open formule, zodat generaties elkaar ondersteunen zonder dat de ene generatie wordt opgeofferd voor de andere. Een eenvoudige solidariteitsbuffer voorkomt dat tijdelijke beursschommelingen direct in pensioenen slaan. Zo ontstaat rust en voorspelbaarheid.
- Koppeling aan bestaanszekerheid: Het pensioenstelsel sluit naadloos aan op het basisinkomen via de negatieve inkomstenbelasting (NIB). Iedereen heeft recht op een bestaansminimum; het pensioen vormt daarop een aanvulling, opgebouwd door arbeid en deelname. Wie minder gewerkt heeft, ontvangt in elk geval het gegarandeerde basisinkomen; wie lang en zwaar heeft gewerkt, krijgt een waardige aanvulling. Zo combineren we zekerheid en verdienste zonder armoede of afhankelijkheid.
Een pensioen dat weer van ons is
Een stelsel volgens deze principes herstelt niet alleen vertrouwen, maar brengt ook de menselijke maat terug in de economie. Pensioenvermogen wordt weer dienstbaar aan de samenleving: het financiert bijvoorbeeld betaalbare woningen en innovatieve bedrijven; zonder dat buitenlandse investeerders of speculanten ertussen zitten. Het rendement is dan niet enkel financieel, maar ook sociaal: stabiliteit, waardigheid en toekomstzekerheid.
Zo’n model vergt moed en verbeeldingskracht. Maar het is haalbaar. Landen als Denemarken en Zwitserland tonen dat een coöperatief pensioenmodel uitstekend kan functioneren met sterke buffers en lage uitvoeringskosten21. In Nederland ligt de infrastructuur er al: onze pensioenfondsen zijn groot, efficiënt en goed georganiseerd. Wat ontbreekt is democratisch eigendom en morele richting.
De kernvraag is dus niet of we het ons kunnen veroorloven om de markt weer buiten de deur te zetten, maar of we het ons kunnen veroorloven om het níét te doen. Wie zijn pensioen aan de beurs uitlevert, verliest niet alleen geld, maar ook zeggenschap, zekerheid en menselijke waardigheid.
Hart voor Vrijheid kiest daarom voor een helder pad:
- Terugdraaien van het nieuwe pensioenstelsel;
- Oprichting van coöperatieve pensioenfondsen onder maatschappelijke zelfbesturing;
- Integratie met het basisinkomen als ondergrens voor bestaanszekerheid;
- Herinvestering van pensioenvermogen in de reële, duurzame economie.
Zo wordt pensioen opnieuw wat het ooit bedoeld was: een levenslange beloning voor menselijke arbeid, niet een winstbron voor financiële instellingen.
Beleidsvoorstellen
Bestaanszekerheid
- Negatieve inkomstenbelasting (NIB) als basisinkomen: voer een grondwettelijk verankerde onvoorwaardelijk NIB in die elke burger een gegarandeerd basisinkomen toekent, zodat de bodem onder elk inkomen zeker is en armoedevallen verdwijnen.
- Coöperatief burgerfonds: laat de uitkering van de NIB uitvoeren door een onafhankelijk coöperatief burgerfonds, los van Belastingdienst en ministeries, om politieke willekeur en uitvoeringsfalen te vermijden.
- Decentrale burgerrekeningen (met contant recht): keer het minimuminkomen uit via decentrale, blockchain-gebaseerde burgerrekeningen met open-source code en privacy-by-design, inclusief het expliciete recht om op elk moment contant geld op te nemen bij automaten of loketten, zodat digitale afhankelijkheid nooit een dwangmiddel wordt.
- Checks & balances: borg integriteit via publieke broncode, onafhankelijke audits, roulatie in bestuur en een burgerjury die uitsluitend technische fouten kan corrigeren, nooit de onvoorwaardelijkheid kan aantasten.
- Vervanging van het toeslagenstelsel: schaf het huidige toeslagenstelsel af en vervang het door de NIB, zodat bureaucratie, terugvorderingen en armoedecliffs structureel verdwijnen.
- Automatische indexering: koppel de hoogte van het minimuminkomen aan een objectieve levensonderhoudsindex (basisgoederen en mediane huur), zodat de waarde tegen inflatie beschermd is en niet kan worden uitgehold.
- Overgangsgarantie: waarborg wettelijk dat niemand die nu afhankelijk is van toeslagen er bij de overgang op achteruit gaat; kalibratie zorgt ervoor dat de netto-positie minimaal gelijk blijft.
- Ruimte voor creativiteit en initiatief: benut het zekere inkomensfundament om ondernemerschap, scholing, mantelzorg, kunst en vrijwilligerswerk te stimuleren, nu zonder straf door verlies van toeslagen.
Werk & Inkomen
- Lasten verschuiven van arbeid: verlaag structureel de belastingwig door heffing te verschuiven van arbeid naar vervuiling, grondstoffenverspilling, monopolierentes en passieve kapitaalinkomens, zodat werkenden meer netto overhouden en werkgevers makkelijker inhuren.
- Belastingvrije voet als transitie-instrument: verhoog de belastingvrije voet zolang er nog geen basisinkomen/NIB is, en laat deze na invoering van het basisinkomen/NIB naar (nagenoeg) nul gaan om dubbele bodems en onnodige kosten te voorkomen.
- Eigen belastingafdracht met vangrails: laat werknemers in principe zelf hun belasting betalen via een eenvoudige tax-wallet met automatische maandelijkse afdracht als standaard (opt-out mogelijk), terwijl werkgevers lonen realtime rapporteren zodat betalingsproblemen en naheffingschokken worden voorkomen.
- Projecteconomie in de publieke sector: reserveer een substantieel deel van onderwijs-, zorg- en cultuuruitgaven voor opdrachten aan ZZP’ers en coöperaties, met fatsoenlijke tarieven en korte betaaltermijnen, zodat talent direct kan worden ingezet.
- Recht op betaalde arbeid bij vraaguitval: organiseer bij conjuncturele dip publieke en semipublieke projecten die tijdelijk werk scheppen, waarbij middelen rechtstreeks van opdrachtgever naar werkende gaan.
- Minder bemiddelingsketens, meer directe match: beperk extractieve uitzend- en payrollconstructies en maak directe werving en het recht om “gewoon te factureren” tot de norm.
- Eerlijke beloning van vak- en handarbeid: herwaardeer technisch, zwaar en cruciaal werk via loonlijnen die zwaarte en schaarste weerspiegelen, en investeer in leerling-meesterschappen en vakopleidingen.
- Levenslang leren als recht: geef werknemers en zelfstandigen een jaarlijks vrij te besteden scholingsbudget, modulair en toegankelijk, zodat overstappen en opschalen normaal wordt.
- Eerlijker verdeling aan de top: combineer het inkomensfundament met meer progressie op zeer hoge inkomens en gerichte heffingen op monopoliewinsten en renteniersinkomens om scheefgroei te temperen.
- AOW met keuzevrijheid: maak doorwerken na de AOW-leeftijd aantrekkelijk en vrijwillig, en bied een waardige mogelijkheid om eerder te stoppen na een lang of zwaar arbeidsleven.
- Vangnetten passend bij de NIB: houd de WW minimaal op 70% en hanteer de eenvoudige regel “één gewerkt jaar is één maand WW”, terwijl overige uitkeringen logisch aansluiten op de NIB-bodem.
Bovengrens aan extreem vermogen
- Zacht vermogensplafond met afroomheffing (start €150 mln, evaluatie → €100 mln): stel wettelijk een zachte bovengrens in; boven €150 miljoen netto per persoon geldt een hoge jaarlijkse marginale afroming die het vermogen geleidelijk onder de drempel terugbrengt, met indexatie (inflatie + prudente vermogensprijsindicator) en een vast evaluatiemoment na 3–5 jaar om – op basis van gedrag en opbrengst – desgewenst te dalen richting €100 miljoen. Ontwerp een overgangspad om brandverkopen te vermijden.
- Asset-neutraal, inclusief onroerend goed (netto): laat het plafond gelden voor wereldwijd totaal netto-vermogen (liquide middelen, effecten, belangen in bedrijven, vastgoed, crypto, kunst/collecties, jachten/vliegtuigen, IP), minus schulden.
- Mark-to-market waar mogelijk plus illiquiditeitsregeling: waardeer beursgenoteerde activa jaarlijks; hanteer voor niet-beursgenoteerde activa (MKB, vastgoed, kunst) prudente taxaties. Sta gespreide betaling toe of dividend/huur-in-kind via pandrecht op toekomstige kasstromen om continuïteit en werkgelegenheid te beschermen.
- Strakke anti-ontwijkingsregels en look-through: reken trusts, stichtingen, SPV’s en buitenlandse houdsters toe aan de uiteindelijke belanghebbende. Voer een exit-heffing op latente winsten in bij emigratie plus een staartheffing voor enkele jaren erna; pas waar nodig bronheffing op NL-assets toe.
- Erf- en schenkgrenzen in lijn met het plafond: harmoniseer erf- en schenkbelasting met de bovengrens: grote nalatenschappen boven het plafond vloeien grotendeels naar een publieke burgerkas, met ruime vrijstellingen/continuïteitsregelingen voor gewone erfenissen en doorlopende familiebedrijven.
- Publiek-nut-route met echte onafhankelijkheid: laat giften boven de grens lopen via publiek-nut-stichtingen met onafhankelijke besturen en transparantie-eisen; geen schijnfilantropie of familiefondsen die facto privé-macht bestendigen.
- Opbrengsten naar de gemeenschap: koppel wettelijk aan bestaanszekerheid (basisinkomen/NIB), schuldreductie en generatielange investeringen (onderwijs, innovatie, natuurherstel), zodat afroming zichtbaar terugvloeit naar brede welvaart.
- Rechtsstatelijke borging en periodieke toetsing: veranker het plafond in Grondwet of organieke wet met verzwaarde drempels; laat een onafhankelijke commissie periodiek toetsen (bijv. elke vijf jaar) en parameters bijstellen binnen de wettelijke bandbreedte, zonder politieke willekeur.
Pensioenstelsel
- Terugdraaien van het nieuwe pensioenstelsel: Draai het huidige stelsel met individuele beleggingspotjes terug en herstel de collectieve zekerheid: pensioenen blijven gezamenlijk gefinancierd, met gegarandeerde uitkeringen en solidariteit tussen generaties.
- Coöperatief eigendom van pensioenfondsen: Maak pensioenfondsen tot coöperaties van deelnemers zelf, met directe zeggenschap via gekozen raden, transparante boekhouding en publieke controle op bestuur en beloningen.
- Scheiding van financiële marktmacht en oudedagsvoorziening: Beëindig het fiduciaire beheer door internationale vermogensbeheerders als BlackRock en Vanguard. Bouw nationale of coöperatieve vermogensbeheerders op die pensioenvermogen in de reële economie investeren.
- Beleggen in maatschappelijke waarde: Verplicht pensioenfondsen om minimaal 50% van hun vermogen te beleggen in maatschappelijke sectoren: woningbouw, duurzame energie, infrastructuur, zorg en mkb-financiering. Verbied investeringen in speculatieve derivaten, wapens en fossiele expansie.
- Democratische zeggenschap en transparantie: Geef iedere deelnemer digitaal inzicht in het fondsbeleid en stemrecht over hoofdrichtingen van de beleggingen. Publiceer alle kosten, vergoedingen en externe contracten jaarlijks in begrijpelijke taal.
- Solidariteitsbuffer en gegarandeerde bodem: Voer een eenvoudig solidariteitsmechanisme in dat beursschommelingen opvangt en de waarde van uitkeringen stabiliseert. Garandeer een wettelijke bodem onder elk pensioen, onafhankelijk van markten.
- Koppeling aan bestaanszekerheid: Laat het pensioen bovenop de negatieve inkomstenbelasting (NIB) functioneren: wie weinig heeft opgebouwd, ontvangt ten minste het gegarandeerde basisinkomen; wie lang gewerkt heeft, krijgt daar rechtvaardig bovenop.
- Ethische en duurzame uitvoering: Veranker dat pensioenfondsen als maatschappelijke instellingen opereren: geen winstdoel, geen bonussen, en uitvoering tegen kostprijs binnen publieke of coöperatieve kaders.
Bronnen:
- Van Parijs, P. & Vanderborght, Y. (2017). Basic Income: A Radical Proposal for a Free Society and a Sane Economy. Harvard University Press.
- Friedman, M. (1962). Capitalism and Freedom. University of Chicago Press.
- Standing, G. (2017). Basic Income: And How We Can Make It Happen. Penguin.
- Kangas, O., Jauhiainen, S., Simanainen, M., & Ylikännö, M. (2019). The Basic Income Experiment 2017–2018 in Finland. Reports of the Ministry of Social Affairs and Health.
- CPB (2023). Maatwerk in het Toeslagenstelsel: Kosten, uitvoerbaarheid en alternatieven. Centraal Planbureau.
- Marx, K. (1844/1932). Ökonomisch-philosophische Manuskripte; en (1867) Das Kapital, Deel I.
- Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Harvard University Press.
- OECD (2024). Taxing Wages. Organisation for Economic Co-operation and Development.
- Gietelink, A. (z.j.). “Werk en Inkomen (Alternatief!)”. Beschikbaar via: https://vrijalternatief.wordpress.com/4-werk-en-inkomen/
- Chancel, L., Piketty, T., Saez, E., Zucman, G., et al. (2022). World Inequality Report 2022. World Inequality Lab / Paris School of Economics.
- Saez, E. & Zucman, G. (2019). Progressive Wealth Taxation. Brookings Papers conference draft / UC Berkeley Working Paper.
- OECD (2023). Standard for Automatic Exchange of Financial Account Information in Tax Matters (CRS) – Implementation Handbook (2nd ed.). Organisation for Economic Co-operation and Development.
- Council of the European Union (2016). Council Directive (EU) 2016/1164 (ATAD), Article 5 – Exit Taxation. Official Journal of the European Union, L 193.
- Alstadsæter, A., Johannesen, N., & Zucman, G. (2019). “Tax Evasion and Inequality.” American Economic Review, 109(6), 2073–2103.
- Advani, A., Chamberlain, E., & Summers, A. (2020). A Wealth Tax for the UK. Wealth Tax Commission Final Report / Institute for Fiscal Studies.
- Steiner, R. (1920). Die Kernpunkte der sozialen Frage in den Lebensnotwendigkeiten der Gegenwart und Zukunft. Dornach: Rudolf Steiner Verlag. Nederlandse vertaling: De Kernpunten van het Sociale Vraagstuk (vert. H. van Praag, 1991). Zeist: Vrij Geestesleven.
- IPE (2024). Achmea IM and BlackRock win Dutch fiduciary mandates. https://www.ipe.com/analysis/2024-achmea-im-and-blackrock-win-dutch-fiduciary-mandates/10128173.article
- Financial Investigator (2024). Stichting Shell Pensioenfonds stelt BlackRock aan als fiduciair manager. https://www.financialinvestigator.nl
- Vanguard Group (2023). Revisiting Pension Asset Allocation. https://institutional.vanguard.com
- Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Harvard University Press.
- OECD (2023). Pensions at a Glance. Organisation for Economic Co-operation and Development.