Volkshuisvesting, wonen en bouwen
Waar vrijheid vaste grond krijgt en een huis weer een thuis wordt

Samenvatting
De wooncrisis is niet slechts een tekort aan stenen, maar een symptoom van een dieper maatschappelijk onvermogen: het loslaten van het idee dat wonen een recht is. In plaats van volkshuisvesting – bouwen, beheren en verhuren voor mensen – kregen we een woningmarkt die draait op rente en speculatie. Bureaucratische modellen verstikken de bouw, terwijl schulden en subsidies op schuld (zoals de hypotheekrenteaftrek) prijzen opjagen. Volkshuisvesting is voor Hart voor Vrijheid weer de morele ruggengraat van een vrije samenleving: geen staatsdwang, maar een publieke belofte dat iedereen binnen zijn/haar budget goed kan wonen. Dat doen we door de woonfunctie voorop te zetten, niet het beleggingsrendement; door eigenaarschap en zeggenschap terug te leggen bij bewoners; en door de overheid te laten doen wat ze wél moet doen: eerlijke spelregels, eenvoudige procedures en betrouwbare kaders.
Een volkshuisvesting van vrijheid betekent: coöperatief eigendom i.p.v. corporatisme, burgerbouw i.p.v. projectmonopolie, en een stabiele bouwstroom: 100.000 woningen per jaar, in een evenwichtige mix (±35% sociaal, 20% middenhuur, 45% koop/coöperatief). Woningcorporaties veranderen terug in woningcoöperaties (verenigingen van bewoners), gemeenten geven grond primair uit aan bouwende burgers en coöperaties tegen kostprijs, en kleinschalige versnellers (tiny houses, optoppen, splitsen, legalisering van geschikte recreatiewoningen) krijgen vaste plek in het instrumentarium. Volkshuisvesting is zo geen sectorale klus, maar een maatschappelijk ordeningsprincipe: cultuur (schoonheid, identiteit), recht (zekerheid, betaalbaarheid) en economie (samenwerking i.p.v. rente) komen hier samen, zodat Nederland niet alleen meer bouwt, maar weer samenwoont.
Een eerlijke woningmarkt zonder schuld: De hypotheekrenteaftrek wordt binnen tien jaar afgeschaft, rente geleidelijk uitgefaseerd, en banken hervormd tot dienstverleners zonder rentewinst. Betaalbaarheid wordt hersteld door een negatieve inkomstenbelasting (NIB) die inkomenszekerheid garandeert en huurtoeslag overbodig maakt. Zo verdwijnt schuld als basis van het woonstelsel en ontstaat een stabiele woningmarkt die draait op inkomen en gebruik, niet op rente en speculatie.
Volkshuisvesting van onderop: Woningcorporaties worden weer woningcoöperaties; verenigingen van bewoners met zeggenschap over beleid en beheer. Gemeenten geven kavels en grond primair uit aan bouwende burgers, lokale initiatieven en coöperaties tegen kostprijs. Permanente bewoning van recreatiewoningen, tiny houses, optoppen en splitsen worden wettelijk toegestaan. De overheid stelt heldere kaders, maar de uitvoering ligt bij mensen zelf.
Realistisch bouwen en duurzaam vertrouwen: Nederland bouwt voortaan 100.000 woningen per jaar, met 35% sociale huur, 20% middenhuur en 45% koop of coöperatief eigendom. Regels worden vereenvoudigd, vakmanschap en regionale bouwscholen versterkt. Milieu- en klimaatbeleid wordt gebaseerd op feitelijke metingen, niet op theoretische modellen. Zo wordt bouwen weer mogelijk, betaalbaar en in harmonie met mens en natuur, niet als technocratisch project, maar als oefening in vrijheid en verantwoordelijkheid.
Het recht om te wonen
Wonen is meer dan een dak boven het hoofd. Het is de plek waar vrijheid vorm krijgt — waar mensen zich kunnen terugtrekken, liefhebben, opvoeden, genezen en denken. Een huis is geen product maar een bestaansvoorwaarde. Wie geen thuis heeft, verliest niet alleen comfort maar ook grond onder de voeten van zijn waardigheid. Daarom is wonen geen privilege van bezit, maar een recht dat rechtstreeks voortvloeit uit de menselijke behoefte aan veiligheid, privacy en verbondenheid1.
Toch is dat recht uitgehold. In een van de rijkste landen ter wereld staan mensen jaren op wachtlijsten, slapen jongeren in caravans of logeren volwassenen noodgedwongen bij hun ouders. Tegelijk stapelen speculanten leegstaande panden op als belegging, stijgen de huren sneller dan de lonen en worden huizen gekocht als derivaten in spreadsheets van internationale fondsen2. Wat ooit volkshuisvesting heette, is verworden tot vermogensbeheer. Een thuis is een prijs geworden.
De woningmarkt weerspiegelt de verschuiving van een samenleving die leefde van arbeid naar een economie die leeft van schuld. De prijs van een huis wordt niet langer bepaald door baksteen of vakmanschap, maar door rente en belastingvoordeel. Sinds de jaren negentig is de hypotheekschuld opgeblazen tot een nationale berg die zwaarder weegt dan het binnenlands product3. Banken, projectontwikkelaars en overheden hebben er goed aan verdiend; de burger betaalt de rente. Zo werd bezit de maat van succes, terwijl werk zijn beloning verloor.
Hart voor Vrijheid beschouwt wonen als een van de morele kernvragen van onze tijd. Wie niet kan wonen, kan ook niet wortelen; wie niet wortelt, kan geen gemeenschap vormen. De wooncrisis is daarom niet alleen een technisch probleem van grondprijzen of vergunningen, maar een cultureel en ethisch symptoom van een samenleving die haar kompas heeft verloren. De markt heeft een taak die de markt niet kan vervullen: het waarborgen van rechtvaardigheid.
Daarom wil Hart voor Vrijheid het recht op wonen herstellen als publieke belofte, niet via staatsdwang maar via rechtvaardige ordening. Dat begint bij erkenning dat huisvesting een basisvoorziening is, geen beleggingscategorie. Iedere burger moet binnen zijn of haar budget een goede woning kunnen bewonen. Betaalbaarheid is geen gunst, maar de bodem van een vrije samenleving.
Vrijheid zonder bestaanszekerheid is leeg; zekerheid zonder vrijheid is beklemmend. Een rechtvaardige woningmarkt verzoent die twee. Zij garandeert de ruimte om te leven zonder iemand tot schuldslaaf te maken. Dat is de maatstaf waaraan we onze beschaving mogen aflezen: niet hoeveel huizen we bouwen, maar hoeveel mensen er werkelijk kunnen wonen.
De erfzonde van het beleid: schuld en schaarste
De Nederlandse wooncrisis begon niet gisteren. Zij werd geboren in een tijd van optimisme, toen men geloofde dat de markt alles kon en dat bezit de hoogste vorm van vrijheid was. In de jaren negentig, de tijd van de paarse kabinetten, werd volkshuisvesting ingeruild voor woningmarkt. Het woord alleen al verraadt de verschuiving: wonen werd een markt, geen recht. Waar ooit woningbouwverenigingen tegen kostprijs bouwden, verschenen projectontwikkelaars met spreadsheets. Grond werd handelswaar, huizen werden waardepapieren, en de overheid keek tevreden toe.
De hypotheekrenteaftrek, ooit bedoeld als steun voor gezinnen, veranderde in een structurele subsidie voor schuld4. Hoe meer men leende, hoe groter het fiscale voordeel. Banken ontdekten dat ze lucht konden verkopen, en de overheid ontdekte dat stijgende huizenprijzen de consumptie opdreven. Iedereen leek te winnen – totdat de rekening kwam.
Tussen 1990 en 2008 verdrievoudigden de huizenprijzen5. Jongeren en starters zagen de grond onder hun toekomst verdwijnen, terwijl de staat zichzelf rijk rekende aan overdrachtsbelasting en fictieve welvaart. Toen de kredietcrisis kwam, bleken tienduizenden gezinnen tot over hun oren in de schulden te zitten, aangemoedigd door banken, makelaars en politici die het “verstandig lenen” noemden6. De overheid redde de banken, maar liet de burgers achter met restschulden en een woonlast die hun vrijheid verteerde.
Daarmee werd een fundamenteel principe omgekeerd. Waar de woning ooit de basis was van het gezinsleven en de gemeenschap, werd het nu het onderpand van een financieel systeem dat op groei was gebaseerd. Wie een huis had, moest het laten renderen; wie geen huis had, moest concurreren. De woningmarkt werd een pyramide van schuld, en schuld werd de nieuwe valuta van zekerheid.
Politici spraken intussen over “woningtekort”, alsof het probleem in de baksteen lag en niet in de balans. Maar schaarste is zelden natuurlijk. Zij is het product van beleid dat grond opdrijft, vergunningen vertraagt, en bouwruimte schaars houdt om prijzen hoog te houden. Gemeenten speculeren mee via grondbedrijven; ministeries stapelen regels over stikstof, CO₂ en energieprestatie. Zo werd woningbouw de gevangene van haar eigen succesformule: winstmaximalisatie onder het mom van duurzaamheid.
De erfzonde van het woonbeleid is dus niet te weinig bouwen, maar verkeerd bouwen – voor winst in plaats van voor mensen. Zolang huizen worden gezien als investeringsobject in plaats van leefruimte, blijft de crisis voortbestaan, ook als er honderdduizend woningen per jaar bijkomen. De prijs van een huis stijgt immers niet omdat er te weinig bakstenen zijn, maar omdat de logica van schuld groter is dan de logica van behoefte.
Het is tijd om dat patroon te doorbreken. Vrijheid begint bij de mogelijkheid om ergens te wonen zonder schuldslaaf te worden. Daarvoor is moed nodig: de moed om een beleid van drie decennia te herzien, en de moed om te erkennen dat wat economisch slim leek, maatschappelijk rampzalig was. Wie werkelijk vrijheid wil herstellen, moet de macht van schuld doorbreken.
De stille crisis van ruimte – wonen als offer van stikstof en CO₂
De Nederlandse bouwcrisis is geen gevolg van natuur, maar van papier. Terwijl de hemel nog blauw is en de vogels zingen, liggen bouwprojecten stil omdat een model berekent dat ergens, op kilometers afstand, een fractie van een gram stikstof zou kunnen neerdalen op een stukje hei. Alsof de natuur zelf een spreadsheet is. De mens, die ooit dijken bouwde tegen de zee en polders drooglegde met blote handen, mag nu niet meer bouwen omdat een formule dat verbiedt.
Wat begon als milieubeleid is verworden tot een religie van rekenregels. Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) veranderde boeren en bouwers in overtreders, niet omdat zij iets vervuilden, maar omdat een model dat voorspelde. De Raad van State verklaarde duizenden vergunningen ongeldig op basis van deze fictie, en sindsdien ligt het land op slot7. Boeren worden uitgekocht, bouwers wachten af, en de burger mag hopen dat de natuur de volgende kabinetsperiode standhoudt.
De absurditeit van dit systeem is dat niemand meer vraagt wat stikstof eigenlijk is. Meer dan driekwart van onze atmosfeer bestaat uit stikstofgas: onschadelijk, onmisbaar en overal aanwezig. Pas wanneer het zich bindt tot andere stoffen, kan het tijdelijk effect hebben op specifieke ecosystemen – meestal binnen een straal van enkele kilometers8. Toch rekent Nederland alsof elke koe en elke bouwplaats het hele land vergiftigt. De normen zijn honderden keren strenger dan in Duitsland of Frankrijk; de gevolgen navenant: geen huizen, geen infrastructuur, geen toekomst9.
Hetzelfde dogma regeert het klimaatbeleid. CO₂, het gas dat planten laat groeien en ademhaling mogelijk maakt, is tot zondebok verklaard van alles wat leeft en beweegt. Een natie die ooit trots was op haar ingenieurs en landbouwers, rekent zichzelf nu schuldig aan het weer. Onder het mom van “klimaatneutraliteit” worden huizen onbetaalbaar, boeren uitgekocht, fabrieken gesloten en burgers verplicht tot onrendabele aanpassingen10. De natuur wordt niet beschermd, maar geofferd aan bureaucratische heiligheid.
Wat deze ideologieën gemeen hebben, is dat ze de werkelijkheid reduceren tot meetwaarden. Een weiland is geen levend ecosysteem meer maar een “emissiebron”. Een bouwproject is geen oplossing voor woningnood maar een “stikstofdepositie”. Zo verandert beleid in bijgeloof. De overheid meet haar eigen deugd in cijfers, terwijl de samenleving vastloopt in wachtlijsten en tekorten.
De werkelijkheid is nuchterder dan de modellen. De biodiversiteit in Nederland is niet ingestort, zoals vaak wordt beweerd, maar vertoont juist een gemengd beeld. In veel gebieden is herstel zichtbaar, vooral waar beheer en waterkwaliteit zijn verbeterd. De Living Planet Index laat sinds 1990 zelfs een lichte stijging zien, met name bij zoetwater- en bossoorten. Tegelijk stagneren of dalen populaties in een aantal open landschappen, vooral daar waar eentonige landbouw, verstedelijking en gebrekkig beheer de variatie hebben verdrongen11. De oorzaak ligt dus niet in stikstof, maar in de manier waarop we met ons land omgaan: monocultuur, intensief maaien, het verdwijnen van kleinschalige landschappen. Waar menselijk vakmanschap en onderhoud terugkeren, herstelt de natuur zichzelf opvallend snel.
Kortom: de Nederlandse biodiversiteit is niet ten onder gegaan, maar vergt zorg en maatwerk, geen doemdenken en verbodspolitiek. Het probleem is niet dat de mens te veel leeft, maar dat beleid te weinig leeft met de natuur.
De slachtoffers van dit geloof zijn niet alleen de boeren, maar iedereen die wil wonen, werken of bouwen. De bouwstop door stikstof heeft tienduizenden woningen vertraagd of geschrapt, met als gevolg stijgende huren, dalende doorstroming en groeiende wanhoop onder jongeren12. En wat lost het op? Geen enkele meter natuur is erdoor hersteld; de biodiversiteit wordt niet bedreigd door menselijke aanwezigheid, maar door bestuurlijke verstarring.
De tragiek is dat de oplossing eenvoudig is: meten in plaats van modelleren, samenwerken in plaats van schuldigen zoeken. Maar dat vereist politieke moed om af te wijken van Europese dogma’s. Brussel schrijft normen voor, Den Haag vertaalt ze naar wetten, en niemand voelt zich nog verantwoordelijk voor de gevolgen13. Zo verwordt milieubeleid tot machtsmiddel: wie de cijfers beheerst, beheerst de ruimte.
Hart voor Vrijheid kiest een andere weg. Wij zien natuur en mens niet als tegenpolen, maar als partners in hetzelfde landschap. De mens hoort in de natuur, niet erbuiten. Bescherming van ecosystemen is belangrijk, maar moet realistisch zijn, gebaseerd op metingen en gezond verstand. Waar natuur werkelijk kwetsbaar is, beschermen we haar met maatwerk. Waar ruimte nodig is om te bouwen, geven we die terug aan de samenleving.
De stikstof- en CO₂-crisis zijn geen natuurrampen, maar bestuurlijke constructies. En omdat ze bestuurlijk zijn, kunnen ze ook bestuurlijk worden opgelost: door herziening van Natura2000, door afschaffing van schijnnauwkeurige modellen, door het herstel van menselijke logica in plaats van algoritmische angst. Alleen dan kan Nederland weer bouwen; niet ondanks de natuur, maar mét haar.
De fictie van duurzaamheid – bouwen onder dwang
Er is een nieuw geloof ontstaan in de bouw: het geloof dat men de wereld kan redden met isolatie, warmtepompen en zonnepanelen. Elk bouwplan wordt erdoor gedoopt; elke vergunning moet een klimaatbelijdenis afleggen. Duurzaamheid is van ideaal tot ritueel geworden. Wie wil bouwen, moet eerst boeten: voor stikstof, voor CO₂, voor energie. De woning is niet langer een plek om te leven, maar een instrument om beleidsdoelen te behalen.
De overheid noemt het “verduurzaming”, maar wat ze oplegt, is vaak niets anders dan bureaucratische dwang. Huiseigenaren worden verplicht hun cv-ketel te vervangen door een warmtepomp, ook als die niet past of niet werkt. Nieuwbouw moet energieneutraal zijn, ook als de bouwkosten daardoor met tienduizenden euro’s stijgen. Oude woningen worden belast met normen en labels, en wie niet voldoet, betaalt de prijs in boetes, afwaardering of hogere lasten. De vrijheid om zelf te bepalen hoe je woont, maakt plaats voor spreadsheetfundamentalisme14.
Ironisch genoeg heeft deze ideologische dwang het tegendeel bereikt van wat zij beoogt. In plaats van duurzaamheid heeft zij verdeeldheid gebracht. Wie het kan betalen, koopt zich vrij met subsidies en groene leningen; wie dat niet kan, blijft achter in tochtige huizen met stijgende energierekeningen. Zo ontstaat een nieuwe kloof, niet tussen huur en koop, maar tussen wie meedoet en wie wordt uitgesloten. De groene elite rijdt elektrisch naar klimaatcongressen, terwijl gezinnen in slecht geïsoleerde huurwoningen de gasrekening niet meer kunnen betalen.
De cijfers liegen er niet om. Nederlandse huishoudens besteden inmiddels tussen de twee en vijftien procent van hun besteedbaar inkomen aan energie, afhankelijk van regio en woningtype15. In het oosten en noorden van het land, waar veel vrijstaande huizen staan, kan dat aandeel oplopen tot boven de vijftien procent. De energietransitie, zo gepresenteerd als moreel kompas, is in de praktijk een sociale breuklijn geworden.
Daar komt bij dat veel “groene” technologieën verre van schoon zijn. Zonnepanelen en batterijen worden geproduceerd in landen met kolencentrales en kinderarbeid16. Windturbines vereisen tonnen beton, staal en zeldzame metalen. En de zogenoemde “biomassa” blijkt bij nadere beschouwing gewoon houtverbranding, het kappen en opstoken van bossen, gesubsidieerd als duurzame energie17. Zo brandt Europa zijn eigen geweten schoon met bomen uit Amerika.
De bouw lijdt intussen onder dit schijnbeleid. Projecten lopen vast op energie-eisen, bouwkosten rijzen de pan uit, en de nadruk op certificaten en subsidies verdringt het echte vakmanschap. De zogenoemde BENG-normen (Bijna Energie Neutraal Gebouw) zijn sinds 2021 verplicht voor alle nieuwbouw18: bedoeld om fossiel energiegebruik te beperken, maar in de praktijk een keurslijf voor ontwerp en betaalbaarheid. De architect moet rekenen in deze energieregels en stikstofpunten; de aannemer in CO₂-besparing per vierkante meter. Maar geen van beiden mag nog gewoon bouwen wat mensen nodig hebben: een betaalbaar, degelijk huis.
Hart voor Vrijheid verwerpt deze ideologische tirannie van de thermometer. Wij geloven niet in de fictie dat het klimaat te redden valt door burgers te dwingen hun woning te verbouwen tegen elke prijs. Werkelijke duurzaamheid komt van binnenuit: van zorg voor kwaliteit, van materialen die generaties meegaan, van technische vernieuwing die haar waarde bewijst door kwaliteit en inzicht.
De mens is geen instrument van klimaatdoelen, maar het doel van beleid zelf. Een samenleving die haar burgers tot proefkonijnen maakt van de planeet, verliest haar morele richting. Vrijheid van wonen betekent ook vrijheid van techniek, vrijheid van verwarming, vrijheid om keuzes te maken die passen bij het eigen huis, het eigen inkomen, het eigen leven.
Ware duurzaamheid begint daar waar vrijheid en verantwoordelijkheid elkaar raken. Wie zich verbonden weet met zijn omgeving, zorgt vanzelf beter voor haar. De tijd is gekomen om het woord duurzaamheid terug te geven aan zijn oorspronkelijke betekenis: duurzaam is wat blijft, wat de tijd doorstaat, wat mensen verbindt in plaats van verdeelt. Een huis dat generaties lang bewoonbaar blijft, gebouwd met degelijke materialen, onderhouden met liefde, verwarmd op een manier die werkt, dát is pas duurzaam.
En zoals dit geldt voor het huis, zo geldt het ook voor het land waarin dat huis staat. De oplossing voor de bouw ligt niet in meer regels, maar in een hernieuwd besef van samenhang. Landbouw, natuur en wonen zijn geen vijanden, maar onderdelen van één ecosysteem. De boer die het land verzorgt en de bouwer die het vormgeeft, werken in wezen aan hetzelfde: een leefbaar landschap. Beide beroepen hebben vakmanschap, ruimte en vertrouwen nodig, geen verboden en vergunningen.
Nederland kan leren bouwen zoals het vroeger boerde: in kringlopen, met de natuur mee. Houtbouw, leem, kalkhennep en hergebruikte materialen verbinden duurzaamheid met schoonheid19. Nieuwe woonwijken kunnen ontstaan rond regeneratieve landbouw en lokale voedselproductie, waar huizen, akkers en natuur elkaar versterken in plaats van verdringen. Oude stallen kunnen worden omgevormd tot woningen of ateliers, dorpsranden tot voedselbossen en gemeenschappelijke tuinen.
Zo’n benadering verzoent mens en omgeving zonder bureaucratie. Waar het beleid de bouw verstikt met stikstofmodellen, kan de praktijk juist laten zien dat natuur en bewoning harmonieus samengaan. Een levende bodem, een gezonde lucht en een evenwichtig watersysteem zijn niet het gevolg van verboden, maar van betrokkenheid.
De toekomst van bouwen ligt niet in het volgen van tabellen, maar in het herstellen van vertrouwen. Wanneer boeren en bouwers samenwerken in plaats van tegenover elkaar te staan, wanneer burgers weer mogen bouwen in plaats van alleen te huren, dan herstelt de balans vanzelf. Vrijheid is geen bedreiging voor de natuur, maar haar bondgenoot, want alleen een vrij mens voelt zich werkelijk verantwoordelijk voor de wereld waarin hij leeft.
Wonen als gemeenschap – de bouwende burger
Er is een diep verlangen in de mens om te scheppen, om een plek vorm te geven die echt van hemzelf is. Een huis dat niet uit een catalogus komt, maar uit de handen van mensen die weten wat ze nodig hebben. Eeuwenlang werd Nederland gebouwd door burgers, timmerlieden en metselaars die hun wijk of dorp kenden tot in de vezels van de grond. De schoonheid van oude stadsgezichten is het stille bewijs: vrijheid en vakmanschap kunnen samenleven.
Vandaag is dat vermogen verstikt door regelgeving, marktmonopolies en projectontwikkelaars. De bouw is overgenomen door consortia die niet meer bouwen om te wonen, maar om rendement te behalen. Gemeenten verkopen kavels aan de hoogste bieder, niet aan de bewoner. De steden worden gevuld met identieke appartementenblokken, glimmend van glas en staal, maar leeg van ziel. Architectuur is gestandaardiseerde marketing geworden; de menselijke maat is verdwenen achter het rekenmodel van de belegger20.
Hart voor Vrijheid wil de bouw teruggeven aan de burger25. De kavel hoort weer toebehoren aan wie erop woont, niet aan wie ermee handelt. Gemeenten moeten grond primair uitgeven aan bouwende burgers, coöperaties en lokale initiatieven. Geen speculatieve doorverkoop, geen buitenlandse investeringsfondsen die complete wijken opkopen, maar mensen die samen hun buurt vormgeven21. Dat is niet nostalgie, dat is vooruitgang, want een samenleving wordt sterker als zij haar eigen omgeving schept.
De bouwende burger brengt meer voort dan bakstenen; hij herstelt gemeenschap. In een tijd van vervreemding wordt samen bouwen een oefening in vertrouwen. Wie zelf ontwerpt, helpt en onderhandelt, leert ook luisteren. Zo ontstaan buurten die niet door marktlogica zijn bepaald, maar door menselijke verhoudingen. Esthetica krijgt er weer betekenis: niet als luxe, maar als uitdrukking van zorg. Schoonheid, bescheidenheid en eigenzinnigheid zijn geen bijzaak, maar de adem van een gezonde samenleving.
Daarom wil Hart voor Vrijheid esthetica opnieuw verankeren in de bouwcultuur. Geen betonnen uniformiteit, maar een veelzijdig landschap waarin avontuur, erfgoed en verbeelding samenkomen. Monumenten verdienen bescherming, maar ook nieuwe gebouwen mogen karakter hebben; een gezicht, een ziel, een verhaal. In plaats van technocratische welstandscommissies die kleur en vorm voorschrijven, stellen we kwaliteitstoetsen samen met bewoners, ontwerpers en vaklui. Verscheidenheid van ruimte en sfeer wordt weer het vertrekpunt van ruimtelijke ordening22.
De burger die bouwt, bouwt meer dan een huis. Hij bouwt een stuk van de samenleving terug. En dat is precies wat Nederland nodig heeft: niet meer regels, maar meer vertrouwen. Want wie mensen weer de ruimte geeft om hun eigen woonomgeving te creëren, geeft ze niet alleen een dak, maar ook waardigheid.
Toch vraagt vrijheid ook om praktische oplossingen. De woningnood kan niet worden bestreden met alleen beleidsvisies of megaprojecten. Nederland heeft juist behoefte aan kleinschalige, directe vormen van wonen die snel, betaalbaar en menselijk zijn23.
Daarom wil Hart voor Vrijheid ruimte scheppen voor tiny houses, kangoeroewoningen, optoppen van bestaande gebouwen en het splitsen van ruime woningen. Deze vormen van wonen verlichten de druk op de woningmarkt zonder extra ruimtebeslag, versterken gemeenschappen en bieden jongeren, ouderen en starters perspectief.
Tiny houses en kleinschalige woonclusters kunnen tijdelijk of permanent worden geplaatst op braakliggende grond, dorpsranden en leegstaande bedrijventerreinen. Kangoeroewoningen, twee zelfstandige wooneenheden onder één dak, maken samenleven tussen generaties mogelijk en bieden ouderen zorg nabij hun familie. Het optoppen van wooncomplexen, waarbij een of meer verdiepingen worden toegevoegd, kan tienduizenden extra woningen opleveren zonder het landschap aan te tasten. En het splitsen van bestaande grote woningen maakt beter gebruik van de bestaande voorraad, mits met respect voor veiligheid, geluid en leefbaarheid24.
Ook het permanent bewoonbaar maken van recreatiewoningen biedt een directe en menselijke oplossing. In Nederland staan tienduizenden vakantiehuizen grotendeels leeg buiten het seizoen, vaak goed geïsoleerd en voorzien van nutsvoorzieningen. Door gemeenten toe te staan deze woningen onder redelijke voorwaarden te legaliseren, kan in korte tijd een stille reserve van woonruimte vrijkomen. Dit helpt starters, ouderen en alleenstaanden aan betaalbare woonruimte, en blaast nieuw leven in dorpen en parken die nu halfleeg staan.
Om de nadelen te ondervangen, stelt Hart voor Vrijheid enkele eenvoudige maatregelen voor:
- Gemeentelijke toets op geschiktheid: permanente bewoning wordt toegestaan waar voorzieningen als riolering, wegen en brandveiligheid op orde zijn of eenvoudig kunnen worden verbeterd.
- Heldere beheerstructuren: bewoners verenigen zich in coöperaties of verenigingen van eigenaren die zorgdragen voor onderhoud, veiligheid en leefbaarheid.
- Gelijke lokale rechten: permanente bewoners betalen gemeentelijke belastingen in plaats van toeristenbelasting, en krijgen volledige toegang tot gemeentelijke voorzieningen.
- Gefaseerde invoering: gemeenten kunnen beginnen met pilotprojecten in parken of gebieden waar leegstand hoog is en draagvlak groot.
Deze vormen van wonen vragen niet om subsidies of eindeloze regels, maar om vertrouwen en ruimte. Gemeenten kunnen vergunningsprocedures vereenvoudigen, experimenteerzones aanwijzen en burgercollectieven ondersteunen met grond en infrastructuur. Zo komt de bouw weer in handen van mensen in plaats van marktpartijen, en wordt de woningnood aangepakt met de kracht van creativiteit in plaats van centralistische sturing.
Waar de overheid verstikt in regelgeving, kan de burger vernieuwen. De toekomst van volkshuisvesting ligt niet in de volgende miljoenensubsidie, maar in duizend kleine initiatieven die samen het land weer bewoonbaar maken, van tiny houses tot kangoeroewoningen, van coöperatieve dorpen tot herleefde recreatieparken. Zo wordt Nederland niet voller, maar menselijker.
De huurmarkt en bestaanszekerheid
Wonen is niet los te zien van bestaanszekerheid. Wie geen vaste plek heeft, verliest zijn houvast, en wie zijn inkomen maandelijks door formulieren en loketten moet bevechten, woont nooit werkelijk vrij. In Nederland is het recht op wonen verworden tot een systeem van uitzonderingen: toeslagen, huurgrenzen, inkomensnormen en administratieve vernedering. De overheid zegt burgers te willen helpen, maar wantrouwt ze tegelijk. Wie te veel verdient, moet terugbetalen; wie te weinig verdient, krijgt brieven met terugvorderingen. Zo is huisvesting een spiegel geworden van de verzorgingsstaat die haar morele kompas kwijt is26.
De huurtoeslag, ooit bedoeld als steun voor wie moeite had de eindjes aan elkaar te knopen, is in de praktijk een subsidie op hoge huren geworden. Ze houdt precies dat in stand wat ze moest bestrijden: onbetaalbare woonlasten. Terwijl miljoenen euro’s aan toeslagen door een log apparaat worden rondgepompt, stijgen de huren gestaag en vullen beleggers hun spreadsheets met gegarandeerde rendementen. De burger blijft gevangen tussen afhankelijkheid en bureaucratie, met angst als constante factor. Het toeslagenstelsel heeft niet alleen geld verspild, maar vertrouwen verwoest27.
Hart voor Vrijheid wil dat doorbreken. Echte zekerheid ontstaat niet door formulieren, maar door een bodem die vanzelf werkt. Daarom pleiten wij voor een negatieve inkomstenbelasting (NIB) als grondwettelijke garantie op bestaanszekerheid. Geen loketten, geen toeslagen, geen terugvorderingen, maar één eenvoudig principe: wie onder een bepaald inkomen zakt, krijgt automatisch het verschil bijgeschreven. Wie meer verdient, draagt naar vermogen bij. Het systeem ademt mee met het leven zelf: vloeiend, zonder breuklijnen, zonder de angst om iets te verliezen wanneer je een stap vooruit zet28.
In het model van Hart voor Vrijheid krijgt iedere burger maandelijks een vast bedrag via een decentrale burgerrekening, een onafhankelijk, coöperatief systeem dat losstaat van de politieke willekeur van de dag. Daarin is ook de wooncomponent ingebouwd: de zekerheid dat niemand meer dan een kwart van zijn besteedbare inkomen aan huur hoeft uit te geven. Huurtoeslag verdwijnt, maar de woonzekerheid blijft. Zo wordt wonen weer onderdeel van bestaanszekerheid, niet van bureaucratie.
De gevolgen van zo’n eenvoud zijn diep menselijk. Mensen kunnen weer ademen. Een alleenstaande moeder hoeft niet langer bang te zijn dat een paar extra werkuren haar uitkering kost. Een jongere kan een opleiding volgen of een bedrijf beginnen zonder de angst om zijn huur niet te kunnen betalen. Ouderen kunnen kleiner gaan wonen zonder verlies van rechten. De bestaanszekerheid die voortvloeit uit de NIB maakt wonen weer voorspelbaar, en dat is de voorwaarde voor vrijheid.
De NIB maakt ook een einde aan het kunstmatige onderscheid tussen huur en koop. Wie in een koopwoning woont, heeft dezelfde inkomenszekerheid als een huurder, maar zonder de scheve subsidie van de hypotheekrenteaftrek. De woningmarkt wordt zo één geheel van mensen in plaats van twee werelden van winnaars en verliezers29.
Maar echte vernieuwing begint bij de fundamenten van de volkshuisvesting zelf. De huidige woningcorporaties, vaak stichtingen zonder leden en zonder democratische verantwoording, zijn te ver afgedreven van hun oorspronkelijke doel. Wat ooit woningbouwverenigingen waren – coöperaties van burgers die samen spaarden, bouwden en beheerden – is verworden tot een sector waarin directies bonussen innen en met maatschappelijk vermogen speculeren. Bewoners zijn hun stem kwijtgeraakt, hun huur wordt belegd, hun buurt bestuurd als bedrijf25.
Hart voor Vrijheid wil dat herstellen. De woningcorporatie wordt weer woningcoöperatie: een vereniging van bewoners die collectief eigenaar zijn van hun woningen en directe zeggenschap hebben over beleid, huurprijs, onderhoud en nieuwbouw. Het vermogen dat nu in stenen en derivaten vastzit, keert terug naar de gemeenschap. Huurders worden opnieuw deelnemers in plaats van dossiers, mede-eigenaren in plaats van klanten.
Deze omvorming is geen utopie, maar een terugkeer naar het begin. Tot in de jaren vijftig waren talloze woningbouwverenigingen coöperatief georganiseerd. Ze bouwden kwalitatieve woningen voor redelijke huren, beheerd door ledenraden en gedragen door gemeenschapszin. Dat model werkte – totdat het werd opgeofferd aan schaalvergroting, managementdenken en financiële verzelfstandiging. Door corporaties weer te verankeren in lokale gemeenschappen, kan het sociale kapitaal dat decennialang is opgebouwd eindelijk weer worden ingezet waarvoor het bedoeld was: betaalbaar wonen, menselijke maat en duurzame buurten.
De volkshuisvesting behoort niet aan stichtingen, maar aan mensen. Alleen wanneer bewoners weer de zeggenschap hebben over hun eigen woonomgeving, kan de woningmarkt veranderen van een systeem van macht in een cultuur van zorg.
Bestaanszekerheid is geen luxe en geen liefdadigheid, maar het fundament van vrijheid. Pas wanneer de angst voor de maandlast verdwijnt, kan de mens zijn aandacht richten op werk, zorg, gemeenschap en creativiteit. De negatieve inkomstenbelasting is geen technocratisch trucje, maar een morele hervorming: zij maakt van zekerheid geen voorrecht, maar een recht.
Een huis zonder bestaanszekerheid is een schuilplaats; een huis mét bestaanszekerheid is een thuis. Daarom hoort wonen niet thuis in het domein van spreadsheets en toeslagen, maar in het hart van de samenleving, als uitdrukking van vertrouwen, menselijke waardigheid en vrijheid.
Wonen en arbeid – het nieuwe feodalisme
Er bestaat een oud gezegde dat vrijheid pas begint bij een eigen deur. Wie zijn huis bezit of zijn huur kan betalen zonder angst, staat steviger in het leven, denkt onafhankelijker en laat zich minder snel dwingen. Maar in het Nederland van vandaag is dat een privilege geworden. Voor miljoenen mensen bepaalt de huur, de hypotheek of de schuld hoe zij werken, wat zij durven zeggen en welke keuzes zij maken. De woningmarkt is niet langer een spiegel van de economie, maar haar keten.
Wat vroeger het kasteel was van de heer, is nu het hypotheekdossier van de bank. De moderne mens leeft niet van pacht maar van rente, en betaalt niet aan een landheer maar aan een financiële instelling die zijn woning bezit tot de laatste aflossing. Wie geen schuld kan aangaan, wordt veroordeeld tot de vrije markt van beleggers en tijdelijke contracten. De één leeft in de illusie van bezit, de ander in de onzekerheid van huur; beiden gevangen in hetzelfde systeem van druk, prestatiedwang en maandelijkse verplichting30.
Dit nieuwe feodalisme is geraffineerder dan het oude. Niemand draagt een kroon, maar macht en afhankelijkheid zijn even reëel. De hypotheekrenteaftrek beloont schulden, niet spaarzaamheid. De huurmarkt beloont kapitaal, niet wonen. De arbeid wordt zo steeds meer ondergeschikt aan het bezit: mensen werken niet meer om te leven, maar om te wonen. Een groeiend deel van hun inkomen verdwijnt in woonlasten, belastingen en rentestromen die de reële economie leegzuigen31.
De gevolgen zijn sociaal voelbaar. Werknemers durven hun baas niet tegen te spreken, omdat ze bang zijn hun baan te verliezen en daarmee hun huis. Jongeren durven geen gezin te stichten, omdat ze geen woning vinden. Ouderen durven niet te verhuizen, omdat ze hun gunstige hypotheekrente verliezen. Vrijheid verdwijnt niet door wetten, maar door schulden.
Daarom pleit Hart voor Vrijheid voor een nieuwe economische orde waarin wonen en werken elkaar niet langer gijzelen. De negatieve inkomstenbelasting (NIB) vormt daarin een sleutel. Zij scheidt inkomen van onderwerping, en maakt bestaanszekerheid onafhankelijk van werkgever of overheid. Wie weet dat er altijd een bodem is onder zijn bestaan, kan werk kiezen dat bij hem past, niet werk dat slechts de hypotheek betaalt. Een samenleving met bestaanszekerheid kent minder angst en meer creativiteit, minder gehoorzaamheid en meer initiatief28.
Ook de woningmarkt krijgt zo lucht. De NIB herstelt de balans tussen loon en woonlast: niemand hoeft meer te kiezen tussen eten en energie, tussen huur en gezondheid. Door de financiële druk te verminderen, bevrijdt het systeem mensen van de constante jacht naar inkomen en bezit. Vrijheid krijgt een materiële basis — niet als luxe, maar als voorwaarde voor menselijkheid.
In deze visie vormen arbeid en wonen samen de kern van een nieuwe sociale economie: de economie van vrijheid en verantwoordelijkheid. Werk wordt weer een vorm van zelfbeschikking, niet van dwang; wonen wordt weer een zekerheid, niet een schuld. Beide worden gedragen door een rechtvaardige bodem, niet door een piramide van schulden.
De wortel van dit nieuwe feodalisme ligt in de rente zelf. Zolang geld meer geld kan maken zonder arbeid, groeit vermogen sneller dan loon en bezit sneller dan verdienste. Rente is de onzichtbare belasting die alles duur maakt, van brood tot bouwgrond. Wie een huis koopt, betaalt vaak twee keer de waarde terug: één keer aan de bouwer, en nog eens aan de bank32. Het is een systeem dat de rijken beloont voor wachten en de werkenden straft voor leven.
Daarom pleit Hart voor Vrijheid voor een rentevrije economie, waarin geld zijn waarde behoudt zonder zichzelf te vermeerderen. Krediet blijft bestaan, maar wordt gebaseerd op wederzijds vertrouwen en gedeeld risico in plaats van op rente en schuld. Een huis wordt dan niet langer het onderpand van een bank, maar een overeenkomst tussen mensen. Financiering kan plaatsvinden via burgerbanken, coöperatieve fondsen en maatschappelijke investeerders die meedelen in winst en verlies, niet in rente33.
Door rente af te schaffen, verdwijnt de belangrijkste motor achter prijsinflatie en financiële afhankelijkheid. De waarde van arbeid herstelt zich, spaargeld wordt weer reëel, en woningprijzen volgen de logica van gebruik in plaats van die van rendement. De economie verschuift van speculatie naar participatie: geld dient de mens, niet andersom34.
Toch vraagt zo’n hervorming om een helder tijdpad. De afschaffing van rente is een kwestie van lange adem, een koerswijziging die in decennia wordt voltooid. Maar de eerste stap kan al binnen enkele jaren worden gezet: het versneld afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Die subsidie op schuld is niet alleen onrechtvaardig, maar ook gevaarlijk in tijden van financiële instabiliteit. Ze drijft prijzen op, beloont schulden, en maakt de woningmarkt kwetsbaar voor elke renteverhoging of schok in het mondiale bankwezen4.
De tekenen van zo’n schok zijn al zichtbaar. De wereldwijde schuldenberg is groter dan ooit, de rente stijgt na jaren van kunstmatige lage waarden, en vastgoedmarkten vertonen dezelfde spanning als in 2008. Een nieuwe financiële crisis is geen vraag van óf, maar van wanneer35. Juist daarom is het nu tijd om het fundament van ons woonstelsel te hervormen, niet te wachten tot het instort, maar het gecontroleerd te ontmantelen.
Door de hypotheekrenteaftrek binnen tien jaar af te bouwen en de rente geleidelijk uit het economische systeem te verwijderen, versterken we de weerbaarheid van burgers en de stabiliteit van de woningmarkt. Wat vandaag nog als radicale visie klinkt, zal morgen klinken als gezond verstand. Vrijheid vergt niet alleen idealen, maar ook vooruitziend beleid.
Toch zal deze bevrijding niet van de ene op de andere dag plaatsvinden. Een samenleving die dertig jaar op schuld is gebouwd, kan niet in één jaar rentevrij worden. De overgang moet zorgvuldig en eerlijk verlopen. Lopende hypotheken kunnen worden omgezet in rentevrije contracten met vaste aflossing, terwijl nieuwe leningen worden verstrekt op basis van gedeeld risico in plaats van rentewinst. Banken worden zo weer wat ze ooit waren: dienstverleners, niet renteniers36.
De gevolgen voor de woningmarkt zullen diepgaand maar gezond zijn. Huizenprijzen, nu opgeblazen door decennia van goedkoop krediet, zullen zich stabiliseren rond hun werkelijke waarde: de kosten van grond, arbeid en materiaal. Het kopen van een huis wordt weer een vorm van wonen, niet van speculeren. Zonder rente vervalt de druk van voortdurende waardestijging; grond wordt betaalbaar, doorstroming herstelt, en sparen wordt zinvoller dan lenen37.
De renteloze economie brengt de woningmarkt terug naar haar natuurlijke maat. Wonen wordt een nutsvoorziening in plaats van een beleggingscategorie, en bezit verliest zijn macht over arbeid. Mensen kunnen weer werken om te leven, in plaats van te leven om hun hypotheek af te lossen. Vrijheid krijgt eindelijk vaste grond onder de voeten.
Zo keren we terug naar een eenvoudig principe dat ooit vanzelf sprak: dat wie werkt, moet kunnen wonen; en dat wie woont, niet moet vrezen voor de volgende maand. De moderne beschaving meet zich niet aan haar torens of haar rentepercentages, maar aan de mate waarin haar mensen zonder angst kunnen leven.
Het nieuwe feodalisme kan worden overwonnen; niet met revolutie, maar met hervorming; niet met haat tegen bezit, maar met rechtvaardigheid in verdeling. Vrijheid wordt pas werkelijk, wanneer zij wortel kan schieten in vaste grond.
Een volkshuisvesting van vrijheid
Echte vrijheid kan niet bestaan zonder plaats. Wonen is geen luxe, maar de fysieke grondslag van beschaving. Een volk dat zijn burgers geen huis kan bieden, verliest zijn samenhang, want zonder thuis vervaagt gemeenschap. Volkshuisvesting is daarom geen bijzaak, maar de ruggengraat van de samenleving, een spiegel van de manier waarop economie, recht en cultuur met elkaar in balans zijn38.
Hart voor Vrijheid ziet volkshuisvesting in het licht van de sociale driegeleding: de vrije geest van het culturele leven, de gelijkheid van het rechtsleven en de broederlijkheid van het economische leven39. Deze drie sferen raken elkaar in het wonen. De woning is een economisch goed, maar ook een juridische zekerheid en een culturele ruimte. Wanneer één van deze dimensies overheerst, zoals nu de economie, verliest de mens zijn waardigheid. De taak van beleid is niet om alles te beheersen, maar om deze drie krachten in evenwicht te brengen.
In de praktijk betekent dit dat wonen weer drievoudig wordt georganiseerd:
- Cultureel, als uitdrukking van identiteit, schoonheid en gemeenschap. Mensen ontwerpen en beheren hun eigen leefomgeving, in vrijheid van vorm en stijl.
- Juridisch, als recht: ieder mens heeft toegang tot een betaalbare woning, met zeggenschap over zijn woonlasten en zijn buurt.
- Economisch, als gedeelde verantwoordelijkheid: bouw, grond en financiering worden gedragen door coöperaties, burgerfondsen en publieke waarborgen, niet door speculatie en rente40.
Zo krijgt de volkshuisvesting weer een menselijke maat. Gemeenten geven grond uit op basis van maatschappelijke meerwaarde in plaats van hoogste prijs. Woningcoöperaties, echte verenigingen van bewoners, bouwen en beheren in eigen beheer, met steun van lokale banken en burgerfondsen. Grond kan worden uitgegeven in erfpacht of coöperatief eigendom, zodat stijgende grondwaarde niet langer in private winst verdampt maar terugvloeit naar de gemeenschap41.
De volkshuisvesting van vrijheid is dus niet alleen een bouwprogramma, maar een maatschappelijk ordeningsprincipe. Zij verbindt economische rechtvaardigheid met culturele autonomie en rechtszekerheid. Een samenleving die zo haar ruimte organiseert, maakt van haar steden en dorpen weer plaatsen van ontmoeting in plaats van markten van bezit.
De nieuwe volkshuisvesting vraagt om vertrouwen: in bewoners, in lokale gemeenschappen, in het vakmanschap van bouwers en ontwerpers. De overheid stelt kaders, maar laat de uitvoering over aan de samenleving zelf. Zo ontstaat een netwerk van lokale wooncoöperaties, ambachtelijke bouwcollectieven en burgerbanken die samen de ruggengraat vormen van een rechtvaardig woonstelsel42.
Wanneer wonen, werken en ruimte weer in balans zijn, ontstaat een economie die niet draait op schuld, maar op samenwerking. Vrijheid krijgt dan een fysieke vorm: het huis dat niet alleen onderdak biedt, maar ook getuigt van zelfbeschikking. In die zin is volkshuisvesting geen technocratische opgave, maar een oefening in democratie, een manier om het sociale weefsel te herstellen, van onderop, met mens en maat als uitgangspunt.
Evenwicht en bouwopgave
Een volkshuisvesting van vrijheid kan alleen slagen wanneer idealen gepaard gaan met realisme. Nederland kampt met een structureel woningtekort dat de kern raakt van bestaanszekerheid. In 2024 kwamen er per saldo slechts circa 70.000 woningen bij, terwijl het tekort wordt geraamd op enkele honderdduizenden woningen43. Volgens de officiële woningbouwprognose van het Rijk bedraagt de nationale opgave tot en met 2030 bijna 981.000 nieuwe woningen, oftewel gemiddeld ruim 123.000 woningen per jaar44. Hart voor Vrijheid kiest voor een realistisch maar ambitieus streven van 100.000 nieuwe woningen per jaar, met prioriteit voor betaalbare huur en coöperatieve bouw. Dat tempo is haalbaar wanneer regelgeving wordt vereenvoudigd, bouwcapaciteit wordt uitgebreid en burgers opnieuw de ruimte krijgen om zelf te bouwen.
Hart voor Vrijheid kiest voor een woningbouwbeleid dat is afgestemd op de werkelijke behoefte, niet op marktspeculatie of ideologische sturing. Op basis van de inkomensverdeling en woonvoorkeuren heeft ongeveer 35–40 % van de huishoudens behoefte aan sociale huur, 25–30 % aan middenhuur, en 30–35 % aan koopwoningen of eigen bouw45. Een gezonde woningvoorraad weerspiegelt die werkelijkheid: ongeveer 35 % sociaal, 20 % middenhuur en 45 % koop of coöperatief eigendom. In de komende jaren moet de nieuwbouw geleidelijk naar die verhouding toegroeien, zodat iedere inkomensgroep betaalbaar en passend kan wonen.
Om de bouwopgave daadwerkelijk te realiseren, is een combinatie nodig van nieuwbouw, hergebruik en innovatie. Naast grootschalige projecten moeten kleinschalige en snelle woonvormen de ruimte krijgen. Tiny houses, kangoeroewoningen, het optoppen van bestaande gebouwen en het splitsen van ruime woningen kunnen samen tienduizenden nieuwe woonplekken opleveren zonder extra grondbeslag. Daarnaast moet het permanent bewoonbaar maken van recreatiewoningen wettelijk worden toegestaan: huizen die al bestaan, maar door bureaucratie leeg blijven staan. Gemeenten kunnen dit onder voorwaarden legaliseren, waardoor binnen enkele jaren tienduizenden extra woningen beschikbaar komen46.
Ook hergebruik en renovatie zijn essentieel. Leegstaande kantoren, boerderijen, scholen en bedrijfspanden kunnen worden omgevormd tot betaalbare woonruimte. Het onderhoud van de bestaande voorraad verdient evenveel aandacht als nieuwbouw: goed onderhoud verlengt de levensduur van woningen, beperkt milieubelasting en versterkt de kwaliteit van buurten47.
Daarnaast vraagt de woningbouwopgave om regionale differentiatie. In stedelijke regio’s ligt de nadruk op verdichting, transformatie en optoppen; in dorpen en krimpgebieden juist op nieuwe woningen, lokale bouwinitiatieven en gemeenschapsprojecten. Gemeenten moeten meer vrijheid krijgen om eigen bouwprogramma’s vast te stellen, afgestemd op lokale demografie, betaalbaarheid en grondvoorraad.
De uitvoering vergt ook een herwaardering van vakmanschap en ambachtelijke bouw. Bouwopleidingen, leerwerktrajecten en regionale bouwscholen moeten structureel worden ondersteund, zodat Nederland weer kan bouwen met eigen mensen en kennis48.
Ten slotte moet de overheid zelf het goede voorbeeld geven. Aanbestedingen tegen vaste prijs en tijd voorkomen budgetoverschrijdingen en geven zekerheid aan zowel aannemers als bewoners. Transparantie, eenvoud en samenwerking vervangen de bureaucratie die nu veel projecten verlamt.
De komende jaren moet Nederland dus niet alleen bouwen, maar ook herstellen: van vertrouwen, van redelijkheid en van maat. Niet meer, maar beter bouwen; voor mensen, niet voor markten.
Beleidsvoorstellen
- Afbouw hypotheekrenteaftrek: De hypotheekrenteaftrek wordt in tien jaar volledig afgeschaft. De opbrengst wordt ingezet voor sociale woningbouw, huurverlaging en coöperatieve bouw.
- Overgang naar rentevrije economie: Hypotheken worden op termijn rentevrij. Banken en burgerfondsen verstrekken leningen met gedeeld risico in plaats van rentewinst. Lopende contracten kunnen worden omgezet in rentevrije aflossingshypotheken.
- Negatieve Inkomstenbelasting (NIB): De huurtoeslag wordt geïntegreerd in de NIB. Iedere burger krijgt een inkomensbodem met een wooncomponent, zodat niemand meer dan een kwart van zijn inkomen aan huur besteedt.
- Woningcorporaties worden woningcoöperaties: Corporaties worden weer verenigingen van bewoners met directe zeggenschap over beleid, huurprijs, onderhoud en nieuwbouw. Vermogen wordt ingezet voor betaalbare woningen, niet voor speculatie of managementbonussen.
- Versnellen van burgerbouw: Gemeenten geven kavels primair uit aan bouwende burgers, coöperaties en lokale initiatieven in plaats van aan projectontwikkelaars. Vergunningsprocedures worden versneld via één-loketprincipes en vergunning van rechtswege.
- Vernieuwing zonder ruimtebeslag: Ruimte voor tiny houses, optoppen, splitsen en kangoeroewoningen wordt wettelijk gegarandeerd. Gemeenten stellen experimenteerzones in waar innovatieve woonvormen versneld vergund kunnen worden.
- Permanente bewoning recreatiewoningen: Gemeenten krijgen bevoegdheid om recreatiewoningen onder voorwaarden permanent bewoonbaar te maken. Bewoners organiseren zich in coöperaties en voldoen aan lokale veiligheids- en infrastructuureisen.
- Vrij en eerlijk grondbezit: Grond wordt weer in handen van burgers gebracht. Gemeenten verkopen bouwgrond tegen kostprijs aan inwoners, woningcoöperaties en lokale initiatieven die er zelf gaan wonen of bouwen. De grond blijft volledig eigendom van de bewoners of hun coöperatie, maar mag niet worden gebruikt voor speculatie of doorverkoop met winst buiten de gemeenschap. Zo wordt vrijheid van eigendom hersteld zonder dat grond opnieuw een beleggingsobject wordt.
- Milieubeleid met gezond verstand: Milieu- en natuurbeleid wordt gebaseerd op feitelijke metingen en lokale omstandigheden, niet op theoretische modellen. Kleinschalige bouwprojecten, hergebruik van gebouwen en agrarische transformatie worden toegestaan zolang zij de leefomgeving niet aantoonbaar schaden. Bescherming van bodem, lucht en water richt zich op reële vervuilers zoals industrie en verkeer, niet op boeren en burgers.
- Esthetica en architectuur: Welstandscommissies worden vervangen door compacte kwaliteitstoetsen waarin bewoners, ontwerpers en vaklui samenwerken. Schoonheid, erfgoed en menselijke maat worden leidend in ruimtelijke ordening.
- Evenwichtige woningvoorraad: Nieuwbouwprojecten worden afgestemd op de feitelijke woonbehoefte. Richtlijn: 35% sociale huur, 20% middenhuur of coöperatieve huur, en 45% koopwoningen of eigen bouw. Gemeenten en woningcoöperaties stemmen dit lokaal af op inkomensverdeling en bevolkingsgroei. Eventuele winst wordt herbelegd in onderhoud en nieuwbouw, zodat de balans structureel behouden blijft.
- Corporatieve grondbanken: Er wordt een Nationaal Woonfonds opgericht waarin gemeenten en burgercoöperaties gezamenlijk grond beheren en projectfinanciering verstrekken zonder rente.
- Aanbesteding tegen vaste prijs en tijd: Overheden werken met vaste prijs- en termijncontracten bij bouwprojecten. Aannemers delen in winst en verlies en worden beloond voor kwaliteit en punctualiteit.
- Vrijheid van techniek: Huiseigenaren behouden keuzevrijheid in verwarming en energievoorziening. Verplichte warmtepompen, gasverboden en isolatiedwang worden afgeschaft.
- Eerlijke energie- en bouwkosten: Duurzaamheidsdoelen worden gehaald via innovatie en marktkeuze, niet via dwang. Zonnepanelen, houtbouw en circulaire materialen worden gestimuleerd waar ze technisch en economisch zinvol zijn.
- Doorstroming en verhuisprikkels: Ouderen krijgen een verhuisbonus bij downsizing; starters profiteren van verlaagde overdrachtsbelasting. Beleggers in het goedkope segment betalen hogere tarieven.
- Onderwijs en vakmanschap: Wonen, bouwen en beheer worden vaste onderdelen in het voortgezet onderwijs. Leerwerktrajecten in ambachtelijke bouw en restauratie krijgen structurele steun.
- Regionale bouwvrijheid: Stikstof- en ruimtebeleid wordt regionaal gedifferentieerd. Binnenstedelijke transformatie krijgt prioriteit, maar dorpen en krimpregio’s krijgen juist bouwruimte om te groeien.
- Nationale volkshuisvesting 2.0: De overheid stelt een meerjarige woningopgave vast in samenwerking met gemeenten, coöperaties en burgercollectieven. Doel: 100.000 nieuwe woningen per jaar zonder schuldinflatie.
Bronnen:
- United Nations Human Settlements Programme (UN-Habitat). (2023). The Right to Adequate Housing – Fact Sheet No. 21/Rev.1. Office of the High Commissioner for Human Rights. https://www.ohchr.org/en/publications/fact-sheets/fact-sheet-no-21-rev1-right-adequate-housing
- CBS. (2024). Huizenprijzen en huurontwikkeling 1995–2024. Centraal Bureau voor de Statistiek. https://www.cbs.nl
- De Nederlandsche Bank. (2023). Hypotheekschuld en financiële stabiliteit in Nederland. DNB Occasional Studies, Vol. 21(3). https://www.dnb.nl
- Ministerie van Financiën. (2023). Evaluatie hypotheekrenteaftrek 1990–2023. Den Haag: Rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/11/30/evaluatie-hypotheekrenteaftrek
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2023). Huizenprijsindex Nederland 1990–2023. https://www.cbs.nl
- De Nederlandsche Bank (DNB). (2022). De financiële crisis en huishoudschulden in Nederland – tien jaar later. DNB Occasional Studies, Vol. 20(1). https://www.dnb.nl
- Raad van State. (2019). Uitspraak Programma Aanpak Stikstof (PAS), ECLI:NL:RVS:2019:1603. https://www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/@115651/pas-uitspraak/
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). (2023). Stikstof: vormen, effecten en verspreiding in Nederland. https://www.rivm.nl/stikstof
- Europese Commissie. (2023). EU Environmental Implementation Review – Netherlands. Brussel: DG Environment. https://environment.ec.europa.eu
- Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). (2023). AR6 Synthesis Report – Summary for Policymakers. Geneva: IPCC. https://www.ipcc.ch/report/ar6-syr
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) & Wageningen University. (2024). Living Planet Index Nederland 1990–2022. https://www.cbs.nl
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). (2024). Woningbouw op slot – Effecten van stikstofbeleid op bouwproductie 2019–2024. Den Haag: PBL. https://www.pbl.nl/publicaties
- Europese Rekenkamer. (2023). Special Report: EU nature and biodiversity policy implementation. Luxembourg: Publications Office of the EU. https://www.eca.europa.eu
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). (2024). Warmtewet en verplichte verduurzaming woningen. Den Haag: Rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/energiebesparing-woningen
- De Nederlandsche Bank (DNB). (2023). Analyse energiequote naar inkomensgroepen 2023. Amsterdam: DNB. https://www.dnb.nl
- International Energy Agency (IEA). (2023). Global Supply Chains of Clean Energy Technologies. Paris: OECD/IEA. https://www.iea.org/reports/global-supply-chains-of-clean-energy-technologies
- European Court of Auditors. (2022). Special Report 05/2022 – The EU’s use of bioenergy. Luxembourg: Publications Office of the EU. https://www.eca.europa.eu
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). (2024). BENG-eisen voor nieuwbouw vanaf 2021. https://www.rvo.nl/onderwerpen/wetten-en-regels-gebouwen/beng
- Bouwwereld / TNO. (2024). Houtbouw en biobased materialen in de woningbouw. Delft: TNO. https://www.bouwwereld.nl
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). (2023). Ruimtelijke trends en verstedelijking in Nederland. Den Haag: PBL. https://www.pbl.nl/publicaties
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). (2023). Beleid buitenlandse woningbeleggingen en gronduitgifte. Den Haag: Rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). (2023). Ruimtelijke kwaliteit en welstand in Nederland. Amersfoort: RCE. https://www.cultureelerfgoed.nl
- Woningbouwalliantie Nederland. (2024). Kleinschalige woonvormen als versneller van woningbouw. Amsterdam: WBA. https://www.woningbouwalliantie.nl
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2024). Gebruik woningvoorraad en herbestemming gebouwen 2024. Den Haag: CBS. https://www.cbs.nl
- Gietelink, A. (z.j.). Alternatief! – Wonen en Bouwen. Vrij Alternatief. https://vrijalternatief.wordpress.com/7-alternatief-wonen-en-bouwen/
- Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). (2024). Vertrouwen in de overheid en het toeslagenstelsel. Den Haag: SCP. https://www.scp.nl
- Algemene Rekenkamer. (2023). Evaluatie huurtoeslag en uitvoeringslasten. Den Haag: ARK. https://www.rekenkamer.nl
- Friedman, M. (1962). Capitalism and Freedom. University of Chicago Press. (concept basisinkomen via negatieve inkomstenbelasting).
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). (2024). Koopkracht en woonlasten 2024 – Analyse inkomensgroepen. Den Haag: PBL. https://www.pbl.nl/publicaties
- De Nederlandsche Bank (DNB). (2023). Huishoudschulden en financiële stabiliteit. Amsterdam: DNB. https://www.dnb.nl
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2024). Woonlastenquote en inkomensverdeling. Den Haag: CBS. https://www.cbs.nl
- Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Harvard University Press.
- Lietaer, B. & Dunne, J. (2013). Rethinking Money: How New Currencies Turn Scarcity into Prosperity. San Francisco: Berrett-Koehler.
- Raworth, K. (2017). Doughnut Economics: Seven Ways to Think Like a 21st-Century Economist. London: Random House.
- International Monetary Fund (IMF). (2024). Global Debt Monitor – Record Global Debt Levels. Washington D.C.: IMF. https://www.imf.org
- Positive Money Europe. (2023). Abolishing Interest – The Case for a Fair Financial System. Brussels: PME. https://www.positivemoney.eu
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). (2024). Woningprijzen, grondkosten en betaalbaarheid. Den Haag: PBL. https://www.pbl.nl/publicaties
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2024). Woningvoorraad en huishoudensstatistiek 2024. Den Haag: CBS. https://www.cbs.nl
- Steiner, R. (1919). Die Kernpunkte der Sozialen Frage in den Lebensnotwendigkeiten der Gegenwart und Zukunft [Kernpunten van de sociale driegeleding]. Dornach: Rudolf Steiner Verlag.
- European Federation for Living (EFL). (2023). Cooperative Housing in Europe: Models and Impact. Brussels: EFL. https://www.ef-l.eu
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). (2024). Gemeentelijk grondbeleid en maatschappelijke waarde. Den Haag: Rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl
- International Co-operative Alliance (ICA). (2023). Co-operative Housing and Community-led Development. Geneva: ICA. https://www.ica.coop
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2025). 82 duizend woningen erbij in 2024 – minder dan voorgaande vijf jaar. Den Haag: CBS. https://www.cbs.nl
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). (2024). Voortgang programma woningbouw – Doorbouwen aan voldoende woningen. Den Haag: Rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). (2024). Inkomensverdeling en woonbehoefte in Nederland 2024. Den Haag: PBL. https://www.pbl.nl/publicaties
- Woningbouwalliantie Nederland. (2024). Kleinschalige woonvormen en recreatiewoningen als versneller van de bouwopgave. Amsterdam: WBA. https://www.woningbouwalliantie.nl
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). (2024). Transformatie van leegstaand vastgoed naar wonen – Handreiking gemeenten. Den Haag: RVO. https://www.rvo.nl
- Bouwend Nederland. (2024). Tekort aan vakmensen in de bouwsector 2024 – Oplossingen en onderwijs. Zoetermeer: Bouwend Nederland. https://www.bouwendnederland.nl